Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. wegrennen:
  2. Wiktionary:
Dutch to German:   more detail...
  1. wegrennen:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for wegrennen from German to Dutch

wegrennen:

wegrennen verb (renne weg, rennst weg, rennt weg, rannte weg, ranntet weg, weggerannt)

  1. wegrennen (ausreißen)
    'm smeren; 'm piepen
    • 'm smeren verb (smeer 'm, smeert 'm, smeerde 'm, smeerden 'm, 'm gesmeerd)
    • 'm piepen verb (piep 'm, piept 'm, piepte 'm, piepten 'm, 'm gepiept)

Conjugations for wegrennen:

Präsens
  1. renne weg
  2. rennst weg
  3. rennt weg
  4. rennen weg
  5. rennt weg
  6. rennen weg
Imperfekt
  1. rannte weg
  2. ranntest weg
  3. rannte weg
  4. rannten weg
  5. ranntet weg
  6. rannten weg
Perfekt
  1. bin weggerannt
  2. bist weggerannt
  3. ist weggerannt
  4. sind weggerannt
  5. seid weggerannt
  6. sind weggerannt
1. Konjunktiv [1]
  1. renne weg
  2. rennest weg
  3. renne weg
  4. rennen weg
  5. rennet weg
  6. rennen weg
2. Konjunktiv
  1. rennte weg
  2. renntest weg
  3. rennte weg
  4. rennten weg
  5. renntet weg
  6. rennten weg
Futur 1
  1. werde wegrennen
  2. wirst wegrennen
  3. wird wegrennen
  4. werden wegrennen
  5. werdet wegrennen
  6. werden wegrennen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegrennen
  2. würdest wegrennen
  3. würde wegrennen
  4. würden wegrennen
  5. würdet wegrennen
  6. würden wegrennen
Diverses
  1. renn weg!
  2. rennt weg!
  3. rennen Sie weg!
  4. weggerannt
  5. wegrennend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for wegrennen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
'm piepen ausreißen; wegrennen
'm smeren ausreißen; wegrennen

Synonyms for "wegrennen":


Wiktionary Translations for wegrennen:


Cross Translation:
FromToVia
wegrennen vluchten; weglopen run away — to flee by running



Dutch

Detailed Translations for wegrennen from Dutch to German

wegrennen:

wegrennen verb (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)

  1. wegrennen (weghollen; wegstuiven; wegsnellen; )
    davonlaufen; davoneilen
    • davoneilen verb (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)
  2. wegrennen (wegijlen; wegspoeden; wegsnellen; weghollen; weghaasten)
    fliehen; flüchten; davoneilen; fortrennen
    • fliehen verb (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
    • flüchten verb (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • davoneilen verb (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)
    • fortrennen verb (renne fort, rennst fort, rennt fort, rannte fort, ranntet fort, fortgerannen)
  3. wegrennen (ontvluchten; vluchten; wegkomen; )
    flüchten; fliehen; entfliehen; fortrennen; entwischen; aussteigen; ausbrechen; ausreißen; durchbrennen; davoneilen
    • flüchten verb (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • fliehen verb (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
    • entfliehen verb (entfliehe, entfliehst, entflieht, entfloh, entfloht, entflohen)
    • fortrennen verb (renne fort, rennst fort, rennt fort, rannte fort, ranntet fort, fortgerannen)
    • entwischen verb (entwische, entwischt, entwischte, entwischtet, entwischt)
    • aussteigen verb (steige aus, steigst aus, steigt aus, stieg aus, stiegt aus, ausgestiegen)
    • ausbrechen verb (breche aus, brichst aus, bricht aus, brach aus, bracht aus, ausgebrochen)
    • ausreißen verb (reiße aus, reißt aus, riß aus, risset aus, ausgerissen)
    • durchbrennen verb (brenne durch, brennst durch, brennt durch, brannte durch, branntet durch, durchgebrannt)
    • davoneilen verb (eile davon, eilst davon, eilt davon, eilte davon, eiltet davon, davongeeilt)

Conjugations for wegrennen:

o.t.t.
  1. ren weg
  2. rent weg
  3. rent weg
  4. rennen weg
  5. rennen weg
  6. rennen weg
o.v.t.
  1. rende weg
  2. rende weg
  3. rende weg
  4. renden weg
  5. renden weg
  6. renden weg
v.t.t.
  1. ben weggerend
  2. bent weggerend
  3. is weggerend
  4. zijn weggerend
  5. zijn weggerend
  6. zijn weggerend
v.v.t.
  1. was weggerend
  2. was weggerend
  3. was weggerend
  4. waren weggerend
  5. waren weggerend
  6. waren weggerend
o.t.t.t.
  1. zal wegrennen
  2. zult wegrennen
  3. zal wegrennen
  4. zullen wegrennen
  5. zullen wegrennen
  6. zullen wegrennen
o.v.t.t.
  1. zou wegrennen
  2. zou wegrennen
  3. zou wegrennen
  4. zouden wegrennen
  5. zouden wegrennen
  6. zouden wegrennen
diversen
  1. ren weg!
  2. rent weg!
  3. weggerend
  4. wegrennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegrennen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausbrechen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten; zich met geweld losbreken
ausreißen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; ergens uitscheuren; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; weglopen; wegvluchten; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
aussteigen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken afstappen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eruit gaan; eruitgaan; omlaagstappen; uitstappen
davoneilen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich vrijmaken lopend weggaan; verwaaien; weglopen; wegstuiven; wegwaaien
davonlaufen wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven van huis weglopen; weglopen
durchbrennen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; doorbranden; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; zich uit de voeten maken
entfliehen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; heenkomen; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
entwischen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich vrijmaken de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegvluchten; zich bevrijden; zich uit de voeten maken
fliehen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; wijken; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
flüchten ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken; uitwijken voor iets; vlieden; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weglopen; wegvluchten; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken
fortrennen ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich vrijmaken lopend weggaan; weglopen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausreißen uitgedrukt; uitgeknepen

Wiktionary Translations for wegrennen:


Cross Translation:
FromToVia
wegrennen verstecken abscond — to hide (something)