Home ->Dictionaries ->German/Dutch ->Translate inspizieren

Translate inspizieren from German to Dutch

Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. inspizieren:
  2. Wiktionary:

German

Detailed Translations for inspizieren from German to Dutch

inspizieren:

inspizieren verb (inspiziere, inspizierst, inspiziert, inspizierte, inspiziertet, inspiziert)

  1. inspizieren (besichtigen; sich anschauen; sich ansehen)
    bekijken; inspecteren; bezichtigen
    • bekijken verb (bekijk, bekijkt, bekeek, bekeken, bekeken)
    • inspecteren verb (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)
    • bezichtigen verb (bezichtig, bezichtigt, bezichtigde, bezichtigden, bezichtigd)
  2. inspizieren (erproben; untersuchen; prüfen; )
    onderzoeken; testen; beproeven; keuren
    • onderzoeken verb (onderzoek, onderzoekt, onderzocht, onderzochten, onderzocht)
    • testen verb (test, testte, testten, getest)
    • beproeven verb (beproef, beproeft, beproefde, beproefden, beproefd)
    • keuren verb (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)
  3. inspizieren (prüfen; kontrollieren; mustern; examinieren)
    controleren; inspecteren; examineren; schouwen; keuren
    • controleren verb (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • inspecteren verb (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)
    • examineren verb (examineer, examineert, examineerde, examineerden, geëxamineerd)
    • schouwen verb (schouw, schouwt, schouwde, schouwden, geschouwd)
    • keuren verb (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)
  4. inspizieren (überwachen; bewachen; patrouillieren; beaufsichtigen)
    toezicht houden; surveilleren; bewaken; toezien
    • toezicht houden verb (houd toezicht, houdt toezicht, hield toezicht, hielden toezicht, toezicht gehouden)
    • surveilleren verb (surveilleer, surveilleert, surveilleerde, surveilleerden, gesurveilleerd)
    • bewaken verb (bewaak, bewaakt, bewaakte, bewaakten, bewaakt)
    • toezien verb (zie toe, ziet toe, zag toe, zagen toe, toegezien)
  5. inspizieren (Tot fallen können; begucken; prüfen; )
    dood kunnen vallen; bekijken
  6. inspizieren (übersehen; betrachten; überblicken)
    overzien; inspecteren
    • overzien verb (overzie, overziet, overzag, overzagen, overzien)
    • inspecteren verb (inspecteer, inspecteert, inspecteerde, inspecteerden, geïnspecteerd)

Conjugations for inspizieren:

Präsens
  1. inspiziere
  2. inspizierst
  3. inspiziert
  4. inspizieren
  5. inspiziert
  6. inspizieren
Imperfekt
  1. inspizierte
  2. inspiziertest
  3. inspizierte
  4. inspizierten
  5. inspiziertet
  6. inspizierten
Perfekt
  1. habe inspiziert
  2. hast inspiziert
  3. hat inspiziert
  4. haben inspiziert
  5. habt inspiziert
  6. haben inspiziert
1. Konjunktiv [1]
  1. inspiziere
  2. inspizierest
  3. inspiziere
  4. inspizieren
  5. inspizieret
  6. inspizieren
2. Konjunktiv
  1. inspizierte
  2. inspiziertest
  3. inspizierte
  4. inspizierten
  5. inspiziertet
  6. inspizierten
Futur 1
  1. werde inspizieren
  2. wirst inspizieren
  3. wird inspizieren
  4. werden inspizieren
  5. werdet inspizieren
  6. werden inspizieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde inspizieren
  2. würdest inspizieren
  3. würde inspizieren
  4. würden inspizieren
  5. würdet inspizieren
  6. würden inspizieren
Diverses
  1. inspiziere!
  2. inspiziert!
  3. inspizieren Sie!
  5. inspiziert
  6. inspizierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for inspizieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
bezichtigen Besichtigung; Inspektion
controleren Kontrolieren; Test; Überprüfung; Überwachung
keuren Untersuchung; ärztliche Untersuchung
overzien Beaufsichtigen; die Aufsicht führen; Übersehen
schouwen Schornsteine
testen Examen; Tests
toezicht houden Beaufsichtigen; die Aufsicht führen; Übersehen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bekijken Tot fallen können; anschauen; ansehen; begucken; beschauen; besichtigen; betrachten; inspizieren; mustern; prüfen; sich anschauen; sich ansehen anblicken; anschauen; ansehen; begucken; bemerken; beobachten; beschauen; besehen; besichtigen; betrachten; beäugen; einen der Schlag treffen können; entdecken; feststellen; gaffen; gucken; mustern; observieren; schauen; sehen; wahrnehmen; zusehen
beproeven ausprobieren; erproben; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen Auf die Probe stellen; ausprobieren; erproben; experimentieren; forschen; probieren; prüfen; testen
bewaken beaufsichtigen; bewachen; inspizieren; patrouillieren; überwachen achtgeben; aufpassen; ausrüsten mit einer Alarmanlage; beaufsichtigen; bewachen; hüten
bezichtigen besichtigen; inspizieren; sich anschauen; sich ansehen anblicken; anschauen; ansehen; beschauen; besichtigen; betrachten; mustern; schauen; sehen
controleren examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; Überwachung; überprüfen
dood kunnen vallen Tot fallen können; anschauen; ansehen; begucken; beschauen; betrachten; inspizieren; mustern; prüfen
examineren examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen abhören; examinieren; kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; überprüfen
inspecteren besichtigen; betrachten; examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen; sich anschauen; sich ansehen; überblicken; übersehen
keuren ausprobieren; erproben; examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen Proben entnehmen; prüfen; testen
onderzoeken ausprobieren; erproben; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen abfühlen; abtasten; ausforschen; befragen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; fahnden; forschen; nachforschen; nachgehen; nachspüren; prüfen; spüren; suchen; untersuchen; überprüfen
overzien betrachten; inspizieren; überblicken; übersehen
schouwen examinieren; inspizieren; kontrollieren; mustern; prüfen betrachten; hinblicken; schauen
surveilleren beaufsichtigen; bewachen; inspizieren; patrouillieren; überwachen
testen ausprobieren; erproben; inspizieren; kontrollieren; proben; prüfen; testen; untersuchen; überprüfen abhören; ausprobieren; erproben; examinieren; experimentieren; kontrollieren; nachprüfen; nachsehen; prüfen; testen; überprüfen
toezicht houden beaufsichtigen; bewachen; inspizieren; patrouillieren; überwachen
toezien beaufsichtigen; bewachen; inspizieren; patrouillieren; überwachen achtgeben; anschauen; ansehen; ausmachen; begucken; beobachten; hinblicken; observieren; zusehen

Synonyms for "inspizieren":


Wiktionary Translations for inspizieren:

Cross Translation:
FromToVia
• inspizieren → exploreren; nagaan; onderzoeken; uitvissen; uitzoeken; vorsen; examineren; nakijken; nauwkeurig onderzoeken ↔ examiner — observer avec attention, avec réflexion.
• inspizieren → inspecteren; inspectie houden; schouwen; visiteren ↔ inspecter — examiner avec attention.







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0311 seconds
Page rendered in 1.0 seconds