German

Detailed Translations for tilgen from German to Dutch

tilgen:

tilgen verb (tilge, tilgst, tilgt, tilgte, tilgtet, getilgt)

  1. tilgen
    aflossen; inlossen
    • aflossen verb (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)
    • inlossen verb (los in, lost in, loste in, losten in, ingelost)
  2. tilgen
    tenietdoen; delgen; vernietigen
    • tenietdoen verb
    • delgen verb (delg, delgt, delgde, delgden, gedelgd)
    • vernietigen verb (vernietig, vernietigt, vernietigde, vernietigden, vernietigd)
  3. tilgen (zahlen; abrechnen)
    voldoen; vereffenen; betalen
    • voldoen verb (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)
    • vereffenen verb (vereffen, vereffent, vereffende, vereffenden, vereffend)
    • betalen verb (betaal, betaalt, betaalde, betaalden, betaald)
  4. tilgen (ersetzen; ersetzt; erneuern; )
    vervangen; remplaceren; vernieuwen; verwisselen; aflossen
    • vervangen verb (vervang, vervangt, verving, vervingen, vervangen)
    • remplaceren verb (remplaceer, remplaceert, remplaceerde, remplaceerden, geremplaceerd)
    • vernieuwen verb (vernieuw, vernieuwt, vernieuwde, vernieuwden, vernieuwd)
    • verwisselen verb (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • aflossen verb (los af, lost af, loste af, losten af, afgelost)
  5. tilgen (disqualifizieren; löschen; ausschließen; aussperren)
    uitsluiten; royeren; diskwalificeren
    • uitsluiten verb (sluit uit, sloot uit, sloten uit, uitgesloten)
    • royeren verb (royeer, royeert, royeerde, royeerden, geroyeerd)
    • diskwalificeren verb (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)
  6. tilgen (aufhaken; zurückdrehen; lösen; )
    loshaken
    • loshaken verb (haak los, haakt los, haakte los, haakten los, losgehaakt)

Conjugations for tilgen:

Präsens
  1. tilge
  2. tilgst
  3. tilgt
  4. tilgen
  5. tilgt
  6. tilgen
Imperfekt
  1. tilgte
  2. tilgtest
  3. tilgte
  4. tilgten
  5. tilgtet
  6. tilgten
Perfekt
  1. habe getilgt
  2. hast getilgt
  3. hat getilgt
  4. haben getilgt
  5. habt getilgt
  6. haben getilgt
1. Konjunktiv [1]
  1. tilge
  2. tilgest
  3. tilge
  4. tilgen
  5. tilget
  6. tilgen
2. Konjunktiv
  1. tilgte
  2. tilgtest
  3. tilgte
  4. tilgten
  5. tilgtet
  6. tilgten
Futur 1
  1. werde tilgen
  2. wirst tilgen
  3. wird tilgen
  4. werden tilgen
  5. werdet tilgen
  6. werden tilgen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde tilgen
  2. würdest tilgen
  3. würde tilgen
  4. würden tilgen
  5. würdet tilgen
  6. würden tilgen
Diverses
  1. tilg!
  2. tilgt!
  3. tilgen Sie!
  4. getilgt
  5. tilgend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for tilgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
aflossen Abbezahlen
betalen Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Zahlen; Zahlung
vereffenen Abrechnen
voldoen Abtragen; Abzahlen; Begleichung; Zahlen; Zahlung
VerbRelated TranslationsOther Translations
aflossen abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; stellvertreten; tilgen; vertreten
betalen abrechnen; tilgen; zahlen abrechnen; auszahlen; belohnen; besolden; bezahlen; entgelten; honorieren; vergüten; zahlen
delgen tilgen
diskwalificeren ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen
inlossen tilgen
loshaken abkoppeln; aufbinden; aufhaken; aufknoten; aufknöpfen; aufknüpfen; entknoten; loshaken; lösen; rückgängig machen; tilgen; zurückdrehen abkoppeln
remplaceren abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; stellvertreten; tilgen; vertreten auswechseln
royeren ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen ausschließen; aussperren; disqualifizieren
tenietdoen tilgen
uitsluiten ausschließen; aussperren; disqualifizieren; löschen; tilgen ausschließen; aussperren
vereffenen abrechnen; tilgen; zahlen abrechnen; abtragen; abzahlen; aufheben; auflösen; ausgleichen; ausstreichen; begleichen; ebnen; egalisieren; freikaufen; glätten; liquidieren; schließen; verrechnen
vernietigen tilgen abbrechen; abreißen; abtragen; abwracken; annullieren; aufheben; ausschalten; demolieren; den Hals umdrehen; einstampfen; erledigen; fertigmachen; kaputtmachen; liquidieren; niederreißen; ruinieren; umstossen; verderben; verheeren; vernichten; verschrotten; verwüsten; wegreißen; wider'rufen; widerrufen; zehren; zerlegen; zerstören; zertrümmern
vernieuwen abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; stellvertreten; tilgen; vertreten aktualisieren; ausbessern; ausrichten; erneuern; flicken; herstellen; instand setzen; neugestalten; renovieren; reparieren; restaurieren; wiederaufbauen; wiedereinsetzen; wiederherstellen; wiederinstand setzen
vervangen abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; stellvertreten; tilgen; vertreten einfallen; einspringen; ersetzen; vertreten
verwisselen abtragen; auswechseln; einfallen; einspringen; erneuern; erneutaufstellen; erneutunterbringen; ersetzen; ersetzt; innovieren; stellvertreten; tilgen; vertreten abwandeln; abwechseln; abändern; amendieren; anfertigen; ausbauen; auswirken; bilden; eintauschen; einwechseln; entarten; entfalten; entstehen; erschaffen; flattern; konvertieren; tauschen; umtauschen; umwandeln; umwechseln; umändern; variieren; verfertigen; vertauschen; verwechseln; verändern; wechseln; ändern
voldoen abrechnen; tilgen; zahlen abrechnen; ausreichen; eine Rechnung bezahlen; genügen; zahlen; zufriedenstellen

Synonyms for "tilgen":


Wiktionary Translations for tilgen:

tilgen
  1. geliehenes Geld oder allgemein Schulden, abtragen, abzahlen
tilgen
verb
  1. geheel of gedeeltelijk voldoen

Cross Translation:
FromToVia
tilgen uitroeien; verdelgen exterminerdétruire jusqu’à l’anéantissement.