English

Detailed Translations for calculative from English to Dutch

calculative:


Translation Matrix for calculative:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- calculating; conniving; scheming; shrewd

Synonyms for "calculative":


Related Definitions for "calculative":

  1. used of persons1

calculate:

to calculate verb (calculates, calculated, calculating)

  1. to calculate (estimate; compute; figure out)
    schatten; berekenen; ramen
    • schatten verb (schat, schatte, schatten, geschat)
    • berekenen verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • ramen verb (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
  2. to calculate (estimate)
    berekenen; begroten
    • berekenen verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • begroten verb (begroot, begrootte, begrootten, begroot)
  3. to calculate (take into account; bear something in mind)
    rekening houden met; incalculeren
  4. to calculate
    rekenen
    • rekenen verb (reken, rekent, rekende, rekenden, gerekend)
  5. to calculate (draw up; figure out; value)
    berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren; uitrekenen
    • berekenen verb (bereken, berekent, berekende, berekenden, berekend)
    • becijferen verb (becijfer, becijfert, becijferde, becijferden, becijferd)
    • uitwerken verb (werk uit, werkt uit, werkte uit, werkten uit, uitgewerkt)
    • calculeren verb (calculeer, calculeert, calculeerde, calculeerden, gecalculeerd)
    • uitrekenen verb (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)
  6. to calculate (estimate; assess)
    bepalen; inschatten; schatten; afwegen
    • bepalen verb (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • inschatten verb (schat in, schatte in, schatten in, ingeschat)
    • schatten verb (schat, schatte, schatten, geschat)
    • afwegen verb (weeg af, weegt af, woog af, wogen af, afgewogen)
  7. to calculate (estimate; compute; work out)
    schatten; ramen; begroten
    • schatten verb (schat, schatte, schatten, geschat)
    • ramen verb (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)
    • begroten verb (begroot, begrootte, begrootten, begroot)

Conjugations for calculate:

present
  1. calculate
  2. calculate
  3. calculates
  4. calculate
  5. calculate
  6. calculate
simple past
  1. calculated
  2. calculated
  3. calculated
  4. calculated
  5. calculated
  6. calculated
present perfect
  1. have calculated
  2. have calculated
  3. has calculated
  4. have calculated
  5. have calculated
  6. have calculated
past continuous
  1. was calculating
  2. were calculating
  3. was calculating
  4. were calculating
  5. were calculating
  6. were calculating
future
  1. shall calculate
  2. will calculate
  3. will calculate
  4. shall calculate
  5. will calculate
  6. will calculate
continuous present
  1. am calculating
  2. are calculating
  3. is calculating
  4. are calculating
  5. are calculating
  6. are calculating
subjunctive
  1. be calculated
  2. be calculated
  3. be calculated
  4. be calculated
  5. be calculated
  6. be calculated
diverse
  1. calculate!
  2. let's calculate!
  3. calculated
  4. calculating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Translation Matrix for calculate:

NounRelated TranslationsOther Translations
afwegen considering
bepalen declaring; decreeing; determine; dictating; ordering; prescribe; requiring
schatten darlings; loves; sweethearts
VerbRelated TranslationsOther Translations
afwegen assess; calculate; estimate consider; regard; think it over; think out; think over; weigh; weigh carefully; weigh out
becijferen calculate; draw up; figure out; value
begroten calculate; compute; estimate; work out
bepalen assess; calculate; estimate define; determine; establish; identify; outline
berekenen calculate; compute; draw up; estimate; figure out; value
calculeren calculate; draw up; figure out; value
incalculeren bear something in mind; calculate; take into account negociate; negotiate
inschatten assess; calculate; estimate
ramen calculate; compute; estimate; figure out; work out devise; estimate
rekenen calculate
rekening houden met bear something in mind; calculate; take into account
schatten assess; calculate; compute; estimate; figure out; work out devise; estimate
uitrekenen calculate; draw up; figure out; value
uitwerken calculate; draw up; figure out; value compute; draw up; elaborate; work out
- account; aim; bet; cipher; compute; count; count on; cypher; depend; direct; estimate; figure; forecast; look; reckon; work out
OtherRelated TranslationsOther Translations
- work out

Related Words for "calculate":


Synonyms for "calculate":


Related Definitions for "calculate":

  1. make a mathematical calculation or computation1
  2. judge to be probable1
  3. have faith or confidence in1
  4. specifically design a product, event, or activity for a certain public1
  5. predict in advance1
  6. keep an account of1

Wiktionary Translations for calculate:

calculate
verb
  1. (intransitive) plan
  2. (intransitive) determine values or solutions
  3. (transitive) to determine value
calculate
verb
  1. uitrekenen
  2. door rekenen iets bepalen
  3. rekenen
  4. getallen manipuleren

Cross Translation:
FromToVia
calculate calculeren; rekenen; berekenen; tellen; uitrekenen calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
calculate calculeren; rekenen; berekenen; tellen; uitrekenen compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.