French

Detailed Translations for se battre from French to Dutch

battre:

battre verb (bats, bat, battons, battez, )

  1. battre (taper; frapper; donner des coups de marteau; )
    slaan; bonken; rammen; hameren
    • slaan verb (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • bonken verb (bonk, bonkt, bonkte, bonkten, gebonkt)
    • rammen verb (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • hameren verb (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)
  2. battre (frapper; cliqueter; toquer; )
    aantikken; kloppen; tikken; aankloppen
    • aantikken verb (tik aan, tikt aan, tikte aan, tikten aan, aangetikt)
    • kloppen verb (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • tikken verb (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
    • aankloppen verb (klop aan, klopt aan, klopte aan, klopten aan, aangeklopt)
  3. battre (combattre)
    bestrijden; bevechten; bekampen
    • bestrijden verb (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)
    • bevechten verb (bevecht, bevocht, bevochten, bevochten)
    • bekampen verb (bekamp, bekampt, bekampte, bekampten, bekampt)
  4. battre (cogner; frapper; fouetter; taper; heurter)
    slaan; meppen; hengsten; timmeren; hard slaan
    • slaan verb (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • meppen verb (mep, mept, mepte, mepten, gemept)
    • hengsten verb (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
    • timmeren verb (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • hard slaan verb
  5. battre (toucher; atteindre)
    treffen; beroeren; raken
    • treffen verb (tref, treft, trof, troffen, getroffen)
    • beroeren verb (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)
    • raken verb (raak, raakt, raakte, raakten, geraakt)
  6. battre (remuer; tourner; agiter; )
    roeren; omroeren
    • roeren verb (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • omroeren verb (roer om, roert om, roerde om, roerden om, omgeroerd)
  7. battre (baratter)
    karnen
    • karnen verb (karn, karnt, karnde, karnden, gekarnd)
  8. battre (cliqueter; tinter; claquer)
    klakken; kleppen
    • klakken verb (klak, klakt, klakte, klakten, geklakt)
    • kleppen verb (klep, klept, klepte, klepten, geklept)
  9. battre (donner des coups de marteau; frapper; taper)
    hameren; kloppen met een hamer
  10. battre (secouer)
    afkloppen
    • afkloppen verb (klop af, klopt af, klopte af, klopten af, afgeklopt)
  11. battre (battre les oeufs; fouetter)
    klutsen
    • klutsen verb (kluts, klutst, klutste, klutsten, geklutst)
  12. battre (frapper; tabasser; donner des coups de marteau; )
    beuken; rammen
    • beuken verb (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)
    • rammen verb (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
  13. battre (claquer)
    klapperen
    • klapperen verb (klapper, klappert, klapperde, klapperden, geklapperd)

Conjugations for battre:

Présent
  1. bats
  2. bats
  3. bat
  4. battons
  5. battez
  6. battent
imparfait
  1. battais
  2. battais
  3. battait
  4. battions
  5. battiez
  6. battaient
passé simple
  1. battis
  2. battis
  3. battit
  4. battîmes
  5. battîtes
  6. battirent
futur simple
  1. battrai
  2. battras
  3. battra
  4. battrons
  5. battrez
  6. battront
subjonctif présent
  1. que je batte
  2. que tu battes
  3. qu'il batte
  4. que nous battions
  5. que vous battiez
  6. qu'ils battent
conditionnel présent
  1. battrais
  2. battrais
  3. battrait
  4. battrions
  5. battriez
  6. battraient
passé composé
  1. ai battu
  2. as battu
  3. a battu
  4. avons battu
  5. avez battu
  6. ont battu
divers
  1. batts!
  2. battez!
  3. battons!
  4. battu
  5. battant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

battre [le ~] noun

  1. le battre (éreinter)
    afbeuken

Translation Matrix for battre:

NounRelated TranslationsOther Translations
aankloppen acte de frapper à la porte
aantikken acte de toucher; acte de toucher légèrement
afbeuken battre; éreinter
bestrijden dispute; lutte
kleppen soupapes
kloppen battement
raken fait d'affecter; fait de toucher à
tikken tapes
treffen fait d'affecter; fait de toucher à; rencontre
VerbRelated TranslationsOther Translations
aankloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
aantikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
afkloppen battre; secouer
bekampen battre; combattre
beroeren atteindre; battre; toucher actionner; agiter; bouger; mettre en mouvement; mélanger; remuer; se déplacer
bestrijden battre; combattre attaquer; contester; disputer
beuken battre; cogner; donner des coups de marteau; frapper; marteler; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau
bevechten battre; combattre
bonken battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner
hameren battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner continuer à répéter; insister sur
hard slaan battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper
hengsten battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper bosser; bûcher; cogner; frapper; gourmer; potasser; taper
karnen baratter; battre
klakken battre; claquer; cliqueter; tinter
klapperen battre; claquer
kleppen battre; claquer; cliqueter; tinter
kloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer concorder; correspondre; coïncider; frémir; palpiter; trembler; vibrer; être correct
kloppen met een hamer battre; donner des coups de marteau; frapper; taper
klutsen battre; battre les oeufs; fouetter
meppen battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper
omroeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner
raken atteindre; battre; toucher aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; concerner; faire une saut à; influencer; regarder; remuer; s'agir de; se rapporter à; se retrouver; tomber dans; toucher; émouvoir
rammen battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau; éperonner cogner; frapper; gourmer; taper
roeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner actionner; agiter; déplacer; mixer; mélanger; remuer; transférer; transposer
slaan battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; fouetter; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner frapper
tikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer cliquer (avec le stylet); dactylographier; taper; taper à la machine; écrire à la machine
timmeren battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper clouer; river; riveter
treffen atteindre; battre; toucher aborder; aboutir à; arriver à; atteindre; atterrir; concerner; croiser; découvrir; faire une saut à; influencer; joindre; remuer; rencontrer; réunir; se rapporter à; se rencontrer; se retrouver; se réunir; se voir; tomber dans; tomber sur; toucher; trouver; émouvoir
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
beuken de hêtre; en hêtre

Synonyms for "battre":


Wiktionary Translations for battre:

battre battre
verb
  1. hoorbaar bewegen
  2. verslaan
  3. een definitieve overwinning boeken op een tegenstander

Cross Translation:
FromToVia
battre kloppen; slaan beat — to hit, to knock, to pound, to strike
battre overwinnen; verslaan beat — to win against
battre slaan beat — to whip
battre overwinnen; verslaan; overmeesteren; slaan best — to beat
battre voortdrijven drive — cause animals to flee out of
battre raken; slaan; treffen hit — to give a blow
battre schudden shuffle — to put in a random order
battre slaan; treffen strike — to hit
battre dorsen thresh — to separate the grain from the straw or husks
battre kloppen throb — To pound or beat rapidly or violently
battre trillen; vibreren throb — To vibrate or pulsate with a steady rhythm
battre haren dengeln — schärfen einer Schneide (meist die einer Sense oder Sichel) durch Klopfen mit einem speziellen Hammer (Dengelhammer)
battre dorsen dreschen — (transitiv) Landwirtschaft: bei Getreide, Hülsenfrüchten u.dgl. die Körner vom Stroh trennen durch Trampeln, Schlagen, Walzen oder mit einer Dreschmaschine
battre kloppen; pulseren; palpiteren pulsieren — dem Pulsschlag entsprechend oder in regelmäßigen Abständen anschwellen und abschwellen

ébattre:


Synonyms for "ébattre":


se battre:

se battre verb

  1. se battre (se bagarrer; tabasser; battre le fer; )
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten verb (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien verb (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken verb (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren verb (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen verb (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten verb (mat, matte, matten, gemat)
  2. se battre (se cogner; lutter; se bagarrer)
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden verb (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten verb (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten verb (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken verb (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  3. se battre (combattre; lutter)
    vechten; strijden; kampen; strijd voeren
    • vechten verb (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • strijden verb (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • kampen verb (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
  4. se battre (engager la lutte; combattre; lutter; concourir en guerre)
    de strijd aanbinden
    • de strijd aanbinden verb (bind de strijd aan, bindt de strijd aan, bond de strijd aan, bonden de stijd aan, de strijd aangebonden)

Translation Matrix for se battre:

NounRelated TranslationsOther Translations
strijden bagarre; bataille; combat; concours; lutte; mêlée; rixe
vechten combat; concours
VerbRelated TranslationsOther Translations
bakkeleien aller sur le pré; battre le fer; castagner; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur discuter; polémiquer; se disputer
de strijd aanbinden combattre; concourir en guerre; engager la lutte; lutter; se battre
duelleren aller sur le pré; battre le fer; castagner; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur
kampen aller sur le pré; battre le fer; castagner; combattre; lutter; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur
knokken aller sur le pré; battre le fer; castagner; lutter; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur
matten aller sur le pré; battre le fer; castagner; lutter; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur
strijd voeren combattre; lutter; se battre
strijden combattre; lutter; se bagarrer; se battre; se cogner
vechten aller sur le pré; battre le fer; castagner; combattre; lutter; se bagarrer; se battre; se battre en duel; se chamailler; se cogner; se quereller; tabasser; taper dur

Wiktionary Translations for se battre:

se battre
verb
  1. vechten

Cross Translation:
FromToVia
se battre strijden; vechten fight — to contend in physical conflict

s'ébattre:

s'ébattre verb

  1. s'ébattre (folâtrer; batifoler; faire le diable)
    stoeien; ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen

Translation Matrix for s'ébattre:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dollen batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre badiner; batifoler; blaguer; faire le fou; folâtrer; jouer un tour à
ravotten batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre
stoeien batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre
wild rennen batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre
wild spelen batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre
zich uitleven batifoler; faire le diable; folâtrer; s'ébattre

Wiktionary Translations for s'ébattre:


Cross Translation:
FromToVia
• s'ébattre stoeien; rondhuppelen romp — to play roughly or energetically

Related Translations for se battre