Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. overslaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overslaan from Dutch to German

overslaan:

overslaan verb (sla over, slaat over, sloeg over, sloegen over, overgeslagen)

  1. overslaan
    überschlagen; überspringen; übergehen; auslassen; aussetzen
    • überschlagen verb (überschlage, überschlägst, überschlägt, überschlug, überschlugt, übergeschlagen)
    • überspringen verb (überspringe, überspringst, überspringt, übersprang, übersprangt, übersprungen)
    • übergehen verb (übergehe, übergehst, übergeht, übergang, überganget, übergegangen)
    • auslassen verb (lasse aus, läßt aus, ließt aus, ausgelassen)
    • aussetzen verb (setze aus, setzt aus, setzte aus, setztet aus, ausgesetzt)
  2. overslaan
    überspringen
    • überspringen verb (überspringe, überspringst, überspringt, übersprang, übersprangt, übersprungen)

Conjugations for overslaan:

o.t.t.
  1. sla over
  2. slaat over
  3. slaat over
  4. slaan over
  5. slaan over
  6. slaan over
o.v.t.
  1. sloeg over
  2. sloeg over
  3. sloeg over
  4. sloegen over
  5. sloegen over
  6. sloegen over
v.t.t.
  1. heb overgeslagen
  2. hebt overgeslagen
  3. heeft overgeslagen
  4. hebben overgeslagen
  5. hebben overgeslagen
  6. hebben overgeslagen
v.v.t.
  1. had overgeslagen
  2. had overgeslagen
  3. had overgeslagen
  4. hadden overgeslagen
  5. hadden overgeslagen
  6. hadden overgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal overslaan
  2. zult overslaan
  3. zal overslaan
  4. zullen overslaan
  5. zullen overslaan
  6. zullen overslaan
o.v.t.t.
  1. zou overslaan
  2. zou overslaan
  3. zou overslaan
  4. zouden overslaan
  5. zouden overslaan
  6. zouden overslaan
en verder
  1. ben overgeslagen
  2. bent overgeslagen
  3. is overgeslagen
  4. zijn overgeslagen
  5. zijn overgeslagen
  6. zijn overgeslagen
diversen
  1. sla over!
  2. slaat over!
  3. overgeslagen
  4. overslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
auslassen overslaan afreageren; luchten; minder stijf worden; weglaten; wegsmelten
aussetzen overslaan aanmerken; afwegen; beschouwen; blijven steken; buiten zetten; haperen; laten uitvallen; overdenken; overwegen; stokken; vastlopen
übergehen overslaan overgaan; overheen gaan
überschlagen overslaan adviseren; afwegen; becijferen; berekenen; calculeren; iets aanraden; ingeven; overdenken; overwegen; raden; suggereren; uitrekenen; uitwerken
überspringen overslaan over iets springen; overheen springen; overspringen

Wiktionary Translations for overslaan:


Cross Translation:
FromToVia
overslaan ¨weglassen; überspringen skip — To omit or disregard intermediate items or stages
overslaan schwänzen skip — Not to attend