Dutch

Detailed Translations for aanvreten from Dutch to German

aanvreten:

aanvreten verb

  1. aanvreten (aanbijten)
    anbeißen; anfressen
  2. aanvreten (beschadigen; aantasten; bederven)
    beschädigen; beeinträchtigen; zertrümmern; zerschlagen; zerbrechen; entzweireißen
    • beschädigen verb (beschädige, beschädigst, beschädigt, beschädigte, beschädigtet, beschädigt)
    • beeinträchtigen verb (beeinträchtige, beeinträchtigst, beeinträchtigt, beeinträchtigte, beeinträchtigtet, beeinträchtigt)
    • zertrümmern verb (zertrümmere, zertrümmerst, zertrümmert, zertrümmerte, zertrümmertet, zertrümmert)
    • zerschlagen verb (zerschlage, zerschlägst, zerschlägt, zerschlug, zerschlugt, zerschlagen)
    • zerbrechen verb (zerbreche, zerbrichst, zerbricht, zerbrach, zerbracht, zerbrochen)

Translation Matrix for aanvreten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anbeißen aanbijten; aanvreten dichtbijten; happen; toebijten; toehappen; toesnauwen
anfressen aanbijten; aanvreten
beeinträchtigen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aantasten; afbreken; afbreuk doen aan; belemmeren; beletten; benadelen; bezoedelen; doen ophouden; eer door het slijk halen; onderbreken; schaden; verhinderen
beschädigen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aantasten; benadelen; beschadigen; bezoedelen; duperen; eer door het slijk halen; kapotmaken; knakken; knauwen; moeren; mollen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; zeer doen
entzweireißen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aan flarden scheuren; stuk scheuren; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verscheuren
zerbrechen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aan stukken breken; aan stukken slaan; afbreken; afknappen; beëindigen; breken; er vanaf breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; inslaan; kapot gaan; kapotbreken; kapotgaan; kapotmaken; kapotslaan; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; ontbinden; opheffen; platdrukken; sneuvelen; stuk gaan; stukbreken; stukgaan; stukmaken; stukslaan; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
zerschlagen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aan stukken slaan; inslaan; kapotgooien; kapotslaan; smashen; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen
zertrümmern aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen aan stukken slaan; afbreken; inslaan; kapotgooien; kapotslaan; ruineren; slopen; smashen; stukgooien; stukslaan; te gronde richten; verbrijzelen; vernielen; vernietigen; verwoesten

Wiktionary Translations for aanvreten:


Cross Translation:
FromToVia
aanvreten zerfressen; rosten; korrodieren corrode — to eat away