Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beginnen te werken:


Dutch

Detailed Translations for beginnen te werken from Dutch to German

beginnen te werken:

beginnen te werken verb (begin te werken, begint te werken, begon te werken, begonnen te werken, begonnen te werken)

  1. beginnen te werken (beginnen met werk)
    einschalten; anfangen zu arbeiten

Conjugations for beginnen te werken:

o.t.t.
  1. begin te werken
  2. begint te werken
  3. begint te werken
  4. beginnen te werken
  5. beginnen te werken
  6. beginnen te werken
o.v.t.
  1. begon te werken
  2. begon te werken
  3. begon te werken
  4. begonnen te werken
  5. begonnen te werken
  6. begonnen te werken
v.t.t.
  1. ben begonnen te werken
  2. bent begonnen te werken
  3. is begonnen te werken
  4. zijn begonnen te werken
  5. zijn begonnen te werken
  6. zijn begonnen te werken
v.v.t.
  1. was begonnen te werken
  2. was begonnen te werken
  3. was begonnen te werken
  4. waren begonnen te werken
  5. waren begonnen te werken
  6. waren begonnen te werken
o.t.t.t.
  1. zal beginnen te werken
  2. zult beginnen te werken
  3. zal beginnen te werken
  4. zullen beginnen te werken
  5. zullen beginnen te werken
  6. zullen beginnen te werken
o.v.t.t.
  1. zou beginnen te werken
  2. zou beginnen te werken
  3. zou beginnen te werken
  4. zouden beginnen te werken
  5. zouden beginnen te werken
  6. zouden beginnen te werken
diversen
  1. begin te werken!
  2. begint te werken!
  3. begonnen te werken
  4. beginnend te werken
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beginnen te werken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anfangen zu arbeiten beginnen met werk; beginnen te werken
einschalten beginnen met werk; beginnen te werken aandoen; aandraaien; aanmaken; aanzetten; in werking stellen; inbrengen; inpassen; inschakelen; invoegen; opstarten; overgaan op nieuwe rijbaan; passen in; starten; tussenlassen

Related Translations for beginnen te werken