Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. bekomen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bekomen from Dutch to German

bekomen:

bekomen verb (bekom, bekomt, bekwam, bekwamen, bekomen)

  1. bekomen (zich hervinden)
    bekommen; sich erholen
    • bekommen verb (bekomme, bekommst, bekommt, bekam, bekamt, bekommen)
    • sich erholen verb (erhole mich, erholst dich, erholt sich, erholte sich, erholtet euch, sich erholt)
  2. bekomen (op zijn verhaal komen)
    aufatmen
    • aufatmen verb (atme auf, atmest auf, atmet auf, atmete auf, atmetet auf, aufgeatmet)

Conjugations for bekomen:

o.t.t.
  1. bekom
  2. bekomt
  3. bekomt
  4. bekomen
  5. bekomen
  6. bekomen
o.v.t.
  1. bekwam
  2. bekwam
  3. bekwam
  4. bekwamen
  5. bekwamen
  6. bekwamen
v.t.t.
  1. ben bekomen
  2. bent bekomen
  3. is bekomen
  4. zijn bekomen
  5. zijn bekomen
  6. zijn bekomen
v.v.t.
  1. was bekomen
  2. was bekomen
  3. was bekomen
  4. waren bekomen
  5. waren bekomen
  6. waren bekomen
o.t.t.t.
  1. zal bekomen
  2. zult bekomen
  3. zal bekomen
  4. zullen bekomen
  5. zullen bekomen
  6. zullen bekomen
o.v.t.t.
  1. zou bekomen
  2. zou bekomen
  3. zou bekomen
  4. zouden bekomen
  5. zouden bekomen
  6. zouden bekomen
diversen
  1. bekom!
  2. bekomt!
  3. bekomen
  4. bekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bekomen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufatmen bekomen; op zijn verhaal komen herademen; opgelucht ademhalen; verademen
bekommen bekomen; zich hervinden behalen; halen; iets bemachtigen; in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken; pakken; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven; winnen
sich erholen bekomen; zich hervinden opfrissen; relaxen; rusten; uitrusten; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen; verpozen

Wiktionary Translations for bekomen:

bekomen
verb
  1. herstellen
  2. in eigendom krijgen
bekomen
  1. (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen
  2. (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen
  3. (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht?

Cross Translation:
FromToVia
bekomen gewinnen gain — acquire