Dutch

Detailed Translations for iemand iets flikken from Dutch to German

iemand iets flikken:

iemand iets flikken verb

  1. iemand iets flikken (leveren; lappen; flikken)
    hinkriegen; einseifen; fertigkriegen; einem einen Streich spielen; schaukeln; fertigbringen; deichseln
    • hinkriegen verb (kriege hin, kriegst hin, kriegt hin, kriegte hin, kriegtet hin, hingekriegt)
    • einseifen verb (seife ein, seifst ein, seift ein, seifte ein, seiftet ein, eingeseift)
    • schaukeln verb (schaukele, schaukelst, schaukelt, schaukelte, schaukeltet, geschaukelt)
    • fertigbringen verb (bringe fertig, bringst fertig, bringt fertig, brachte fertig, brachtet fertig, fertiggebracht)
    • deichseln verb (deichsele, deichselst, deichselt, deichselte, deichseltet, gedeichselt)

Translation Matrix for iemand iets flikken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
deichseln flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren arrangeren; fiksen; goedmaken; herstellen; iets op touw zetten; maken; rechtzetten; regelen; repareren
einem einen Streich spielen flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren
einseifen flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren fiksen; flikken; inzepen; klaarspelen; voor elkaar krijgen; zepen
fertigbringen flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren afmaken; afsluiten; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fabriceren; fiksen; fixen; flikken; klaarspelen; lappen; maken; ophouden; perfectioneren; produceren; rooien; slagen voor; stoppen; vervaardigen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien; voor elkaar krijgen; voortbrengen
fertigkriegen flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; fiksen; flikken; klaarspelen; ophouden; stoppen; voor elkaar krijgen
hinkriegen flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; flikken; goedmaken; herstellen; klaarspelen; lappen; maken; rechtzetten; repareren; tot stand brengen; voor elkaar krijgen
schaukeln flikken; iemand iets flikken; lappen; leveren afdekken; afruimen; deinen; dobberen; golven; heen en weer zwaaien; laten hobbelen; opruimen; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen

Related Translations for iemand iets flikken