Dutch

Detailed Translations for in de war maken from Dutch to German

in de war maken:

in de war maken verb (maak in de war, maakt in de war, maakte in de war, maakten in de war, in de war gemaakt)

  1. in de war maken (duizelen)
    durcheinander bringen; schwindeln; taumeln
    • schwindeln verb (schwindele, schwindelst, schwindelt, schwindelte, schwindeltet, geschwindelt)
    • taumeln verb (taumele, taumelst, taumelt, taumelte, taumeltet, getaumelt)
  2. in de war maken (door elkaar halen)
    durcheinandergeraten; vermengen; schlingern
    • vermengen verb (vermenge, vermengst, vermengt, vermengte, vermengtet, vermengt)
    • schlingern verb (schlingere, schlingerst, schlingert, schlingerte, schlingertet, geschlingert)

Conjugations for in de war maken:

o.t.t.
  1. maak in de war
  2. maakt in de war
  3. maakt in de war
  4. maken in de war
  5. maken in de war
  6. maken in de war
o.v.t.
  1. maakte in de war
  2. maakte in de war
  3. maakte in de war
  4. maakten in de war
  5. maakten in de war
  6. maakten in de war
v.t.t.
  1. heb in de war gemaakt
  2. hebt in de war gemaakt
  3. heeft in de war gemaakt
  4. hebben in de war gemaakt
  5. hebben in de war gemaakt
  6. hebben in de war gemaakt
v.v.t.
  1. had in de war gemaakt
  2. had in de war gemaakt
  3. had in de war gemaakt
  4. hadden in de war gemaakt
  5. hadden in de war gemaakt
  6. hadden in de war gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal in de war maken
  2. zult in de war maken
  3. zal in de war maken
  4. zullen in de war maken
  5. zullen in de war maken
  6. zullen in de war maken
o.v.t.t.
  1. zou in de war maken
  2. zou in de war maken
  3. zou in de war maken
  4. zouden in de war maken
  5. zouden in de war maken
  6. zouden in de war maken
en verder
  1. ben in de war gemaakt
  2. bent in de war gemaakt
  3. is in de war gemaakt
  4. zijn in de war gemaakt
  5. zijn in de war gemaakt
  6. zijn in de war gemaakt
diversen
  1. maak in de war!
  2. maakt in de war!
  3. in de war gemaakt
  4. in de war makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for in de war maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durcheinander bringen duizelen; in de war maken ontregelen; overhoophalen; verlegen maken
durcheinandergeraten door elkaar halen; in de war maken door elkaar geraken; door elkaar raken
schlingern door elkaar halen; in de war maken bengelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; pendelen; reizen tussen; schommelen; slingeren; uit zijn evenwicht raken; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken
schwindeln duizelen; in de war maken duizelig worden; erdoor loodsen; jokken; liegen; voorjokken; voorliegen
taumeln duizelen; in de war maken buitelen; duikelen; flikkeren; fluctueren; heen en weer zwaaien; kelderen; kiepen; kieperen; schommelen; slingeren; tuimelen; vallen; variëren; waggelen; wiebelen; wiegen
vermengen door elkaar halen; in de war maken dooreenmengen; mengen; vermengen

Related Translations for in de war maken