Dutch

Detailed Translations for ineenvlechten from Dutch to German

ineenvlechten:

ineenvlechten verb (vlecht ineen, vlocht ineen, vlochten ineen, ineengevlochten)

  1. ineenvlechten (strengelen; vlechten)
    schlingen
    • schlingen verb (schlinge, schlingst, schlingt, schlang, schlangt, geschlungen)
  2. ineenvlechten (vervlechten; verweven)
    verschlingen; verflechten; flechten; verketten; verweben; einflechten; einweben; zusammenflechten
    • verschlingen verb (verschlinge, verslingst, verslingt, verschlang, verschlangt, verschlungen)
    • verflechten verb (verflechte, verflichtst, verflicht, verlfocht, verflochtet, verflochten)
    • flechten verb (flechte, flechtest, flechtet, flocht, flochtet, geflochten)
    • verketten verb (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)
    • verweben verb (verwebe, verwebst, verwebt, verwebte, verwebtet, verwoben)
    • einflechten verb (flechte ein, flichst ein, flicht ein, flocht ein, flochtet ein, eingeflochten)
    • einweben verb (webe ein, webst ein, webt ein, webte ein, webtet ein, eingewebt)
    • zusammenflechten verb (flechte zusammen, flichst zusammen, flicht zusammen, flocht zusammen, flochtet zusammen, zusammenflochten)

Conjugations for ineenvlechten:

o.t.t.
  1. vlecht ineen
  2. vlecht ineen
  3. vlecht ineen
  4. vlechten ineen
  5. vlechten ineen
  6. vlechten ineen
o.v.t.
  1. vlocht ineen
  2. vlocht ineen
  3. vlocht ineen
  4. vlochten ineen
  5. vlochten ineen
  6. vlochten ineen
v.t.t.
  1. heb ineengevlochten
  2. hebt ineengevlochten
  3. heeft ineengevlochten
  4. hebben ineengevlochten
  5. hebben ineengevlochten
  6. hebben ineengevlochten
v.v.t.
  1. had ineengevlochten
  2. had ineengevlochten
  3. had ineengevlochten
  4. hadden ineengevlochten
  5. hadden ineengevlochten
  6. hadden ineengevlochten
o.t.t.t.
  1. zal ineenvlechten
  2. zult ineenvlechten
  3. zal ineenvlechten
  4. zullen ineenvlechten
  5. zullen ineenvlechten
  6. zullen ineenvlechten
o.v.t.t.
  1. zou ineenvlechten
  2. zou ineenvlechten
  3. zou ineenvlechten
  4. zouden ineenvlechten
  5. zouden ineenvlechten
  6. zouden ineenvlechten
en verder
  1. is ineengevlochten
diversen
  1. vlecht ineen!
  2. vlecht ineen!
  3. ineengevlochten
  4. ineenvlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ineenvlechten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einflechten ineenvlechten; vervlechten; verweven doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; ineenstrengelen; inpassen; invlechten; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; verweven; vlechten; vlechten in
einweben ineenvlechten; vervlechten; verweven borduren; doorweven; in elkaar grijpen; inborduren; ineengrijpen; ineenstrengelen; inpassen; inweven; passen in; samenvlechten; verstrengelen; verweven
flechten ineenvlechten; vervlechten; verweven invlechten; samenweven; vlechten; vlechten in
schlingen ineenvlechten; strengelen; vlechten binnenkrijgen; deinen; golven; neerleggen; onderuit halen; opslokken; opvreten; verslinden; verzwelgen; zwelgen
verflechten ineenvlechten; vervlechten; verweven ineenstrengelen; samenvlechten; samenweven; verstrengelen
verketten ineenvlechten; vervlechten; verweven aaneenschakelen; bijeen voegen; binden; boeien; combineren; ketenen; kluisteren; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
verschlingen ineenvlechten; vervlechten; verweven binnenkrijgen; opslokken; opvreten; verorberen; verslinden; verzwelgen; zwelgen
verweben ineenvlechten; vervlechten; verweven doorweven; in elkaar grijpen; ineengrijpen; ineenstrengelen; samenvlechten; samenweven; verstrengelen; verweven
zusammenflechten ineenvlechten; vervlechten; verweven ineenstrengelen; samenvlechten; verstrengelen