Dutch

Detailed Translations for pracht from Dutch to German

pracht:

pracht [de ~] noun

  1. de pracht (praal; glans; luister; pronk)
    der Prunk; die Pracht
  2. de pracht (luxe; overvloed; weelderigheid; weelde)
    der Luxus; der Prunk; der Überfluß; die Pracht; die Stattlichkeit; die Fülle; der Glanz; die Herrlichkeit; der Reichtum; die Wonne; die Wollust; die Üppigkeit
  3. de pracht (schoonheid)
    die Schönheit; die Hübschheit; die Pracht

Translation Matrix for pracht:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fülle luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid overvloedigheid; rijkelijkheid; volheid
Glanz luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid glans; glanslaag; opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling
Herrlichkeit luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid gedragenheid; gelukzaligheid; gezegende toestand; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; heil; indrukwekkendheid; kostelijkheid; plechtigheid; plechtstatigheid; statigheid; voornaamheid; voorspoed; vormelijkheid; wijding; zegen; zegenen; zegening
Hübschheit pracht; schoonheid fraaiheid; mooiigheid
Luxus luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid rijkheid
Pracht glans; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; schoonheid; weelde; weelderigheid ceremonie; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; omhaal; plechtigheid; plichtpleging; processie; rijkheid; staatsie; stoet
Prunk glans; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid ijdelheid; ijdeltuiterij; wuftheid
Reichtum luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid geldelijk vermogen; rijkdom; rijkheid; vermogen
Schönheit pracht; schoonheid fraaiheid; mooi persoon; mooiigheid; plaatje; stuk
Stattlichkeit luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid aanzien; ceremonie; dapperheid; edel; eminentie; feest; feestelijkheid; festiviteit; gedragenheid; grandeur; grootheid; grootsheid; hoogheid; indrukwekkendheid; koenheid; moed; omhaal; onversaagdheid; overvloedigheid; plechtigheid; plechtstatigheid; plichtpleging; rijkelijkheid; statigheid; verheffing; verhevenheid; viering; voornaamheid; vormelijkheid
Wollust luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid drift; erotiek; genoegen; genot; lust; sensualisme; sensualiteit; weelderigheid; wellust; wellustigheid; wulpsheid; zinnelijkheid
Wonne luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid gelukzaligheid; geneugte; genieten; genot; heerlijkheid
Überfluß luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overvloed; surplus; teveel
Üppigkeit luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid dartelheid; overvloedigheid; rijkelijkheid; speelsheid

Related Words for "pracht":

  • prachten

Wiktionary Translations for pracht:

pracht
Cross Translation:
FromToVia
pracht Gepränge; Pomp; Gala; Parade; Staat pompecortège solennel, déploiement de fastes, appareil magnifique, somptueux.
pracht Gepränge; Pomp; Wunder splendeur — Maginificence