Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. speculeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for speculeren from Dutch to German

speculeren:

speculeren verb (speculeer, speculeert, speculeerde, speculeerden, gespeculeerd)

  1. speculeren (met aandelen spelen)
    spekulieren; setzen; mutmaßen; mit Aktien spielen
    • spekulieren verb (spekuliere, spekulierst, spekuliert, spekulierte, spekuliertet, spekuliert)
    • setzen verb (setze, setzt, setzte, setztet, gesetzt)
    • mutmaßen verb (mutmaße, mutmaßst, mutmaßt, mutmaßte, mutmaßtet, gemutmaßt)

Conjugations for speculeren:

o.t.t.
  1. speculeer
  2. speculeert
  3. speculeert
  4. speculeren
  5. speculeren
  6. speculeren
o.v.t.
  1. speculeerde
  2. speculeerde
  3. speculeerde
  4. speculeerden
  5. speculeerden
  6. speculeerden
v.t.t.
  1. heb gespeculeerd
  2. hebt gespeculeerd
  3. heeft gespeculeerd
  4. hebben gespeculeerd
  5. hebben gespeculeerd
  6. hebben gespeculeerd
v.v.t.
  1. had gespeculeerd
  2. had gespeculeerd
  3. had gespeculeerd
  4. hadden gespeculeerd
  5. hadden gespeculeerd
  6. hadden gespeculeerd
o.t.t.t.
  1. zal speculeren
  2. zult speculeren
  3. zal speculeren
  4. zullen speculeren
  5. zullen speculeren
  6. zullen speculeren
o.v.t.t.
  1. zou speculeren
  2. zou speculeren
  3. zou speculeren
  4. zouden speculeren
  5. zouden speculeren
  6. zouden speculeren
en verder
  1. ben gespeculeerd
  2. bent gespeculeerd
  3. is gespeculeerd
  4. zijn gespeculeerd
  5. zijn gespeculeerd
  6. zijn gespeculeerd
diversen
  1. speculeer!
  2. speculeert!
  3. gespeculeerd
  4. speculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for speculeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
mit Aktien spielen met aandelen spelen; speculeren
mutmaßen met aandelen spelen; speculeren gissen; gissing maken; postuleren; raden; vooronderstellen
setzen met aandelen spelen; speculeren achteruitgaan; afnemen; bouwen; construeren; declineren; deponeren; een zet doen; gaan zitten; kelderen; leggen; minder worden; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opschuiven; plaats maken; plaatsen; plaatsnemen; stationeren; uitbuiken; uitzakken; verplaatsen; verzetten; zakken; zetten; zich neerzetten
spekulieren met aandelen spelen; speculeren afwegen; beschouwen; gewaagde zaken doen; gokken; met geld spelen; op het oog hebben; overdenken; overwegen; speculeren op

Wiktionary Translations for speculeren:

speculeren
verb
  1. inzetten op een bepaalde kans, meestal met hoog risico

Cross Translation:
FromToVia
speculeren Börsenwucher treiben; an der Börse spekulieren; spekulieren agioter — Faire l’agiotage.

Related Translations for speculeren