Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. verplegen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verplegen from Dutch to German

verplegen:

verplegen verb (verpleeg, verpleegt, verpleegde, verpleegden, verpleegd)

  1. verplegen (verzorgen)
    verpflegen; versorgen; pflegen
    • verpflegen verb (verpflege, verpflegst, verpflegt, verpflegte, verpflegtet, verpflegt)
    • versorgen verb (versorge, versorgst, versorgt, versorgte, versorgtet, versorgt)
    • pflegen verb (pflege, pflegst, pflegt, pflegte, pflegtet, gepflegt)

Conjugations for verplegen:

o.t.t.
  1. verpleeg
  2. verpleegt
  3. verpleegt
  4. verplegen
  5. verplegen
  6. verplegen
o.v.t.
  1. verpleegde
  2. verpleegde
  3. verpleegde
  4. verpleegden
  5. verpleegden
  6. verpleegden
v.t.t.
  1. heb verpleegd
  2. hebt verpleegd
  3. heeft verpleegd
  4. hebben verpleegd
  5. hebben verpleegd
  6. hebben verpleegd
v.v.t.
  1. had verpleegd
  2. had verpleegd
  3. had verpleegd
  4. hadden verpleegd
  5. hadden verpleegd
  6. hadden verpleegd
o.t.t.t.
  1. zal verplegen
  2. zult verplegen
  3. zal verplegen
  4. zullen verplegen
  5. zullen verplegen
  6. zullen verplegen
o.v.t.t.
  1. zou verplegen
  2. zou verplegen
  3. zou verplegen
  4. zouden verplegen
  5. zouden verplegen
  6. zouden verplegen
diversen
  1. verpleeg!
  2. verpleegt!
  3. verpleegd
  4. verplegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verplegen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pflegen verplegen; verzorgen begaan; bekommeren; per ongeluk doen; plegen; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets
verpflegen verplegen; verzorgen azen; bekommeren; eten geven; prooizoeken; spijzigen; te eten geven; verzorgen; voeden; voederen; voeren; zich zorgen maken; zorgen voor; zorgen voor iets
versorgen verplegen; verzorgen behandelen; bekommeren; door zorgen bederven; financieel steunen; leiden tot iets; onderhouden; verzorgen; zich zorgen maken; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iemand; zorgen voor iets

Related Definitions for "verplegen":

  1. zieken verzorgen1
    • toen hij ziek was heeft zijn vrouw hem thuis verpleegd1

Wiktionary Translations for verplegen:

verplegen
verb
  1. een zieke verzorgen
verplegen
  1. über etwas verfügen
  2. zum Zweck der Erhaltung bzw. Verbesserung eines Zustandes behandeln
verb
  1. (transitiv) jemanden ernähren, unterhalten
  2. (transitiv) etwas bewahren

Cross Translation:
FromToVia
verplegen pflegen nurse — to care for the sick
verplegen versorgen; behandeln; heilen; kurieren; pflegen; warten soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.