Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. cipier:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for cipier from Dutch to English

cipier:

cipier [de ~ (m)] noun

  1. de cipier (gevangenisbewaarder; gevangenbewaarder)
    the prison guard; the warden; the jailer
  2. de cipier (bewaker; wacht; gevangenbewaarder)
    the warder; the watchman; the sentry; the guard

Translation Matrix for cipier:

NounRelated TranslationsOther Translations
guard bewaker; cipier; gevangenbewaarder; wacht baanschuiver; begeleiding; beveiliging; bewaker; deurwachter; die wakker is; escorte; garde; op wacht staan; persoon die op wacht staat; portier; schildwacht; suppoost; vergezellen; wacht; wachter; waker; wakker; wakker persoon
jailer cipier; gevangenbewaarder; gevangenisbewaarder
prison guard cipier; gevangenbewaarder; gevangenisbewaarder
sentry bewaker; cipier; gevangenbewaarder; wacht bewaker; deurwachter; portier; suppoost; wacht; wachtpost
warden cipier; gevangenbewaarder; gevangenisbewaarder
warder bewaker; cipier; gevangenbewaarder; wacht bewaker; deurwachter; portier; suppoost; wacht
watchman bewaker; cipier; gevangenbewaarder; wacht bewaker; deurwachter; die wakker is; persoon die op wacht staat; poortwachter; portier; suppoost; wacht; wachter; waker; wakker; wakker persoon
VerbRelated TranslationsOther Translations
guard behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; bewaken; hoeden; hoeden voor; in bescherming nemen; opletten; toezien op; van alarm voorzien; verdedigen; vrijwaren; waken; waken over

Related Words for "cipier":

  • cipiers

Wiktionary Translations for cipier:

cipier
noun
  1. een gevangenbewaarder