Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. knap:
  2. knappen:
  3. Wiktionary:
English to Dutch:   more detail...
  1. knap:
    The word knap exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.


Dutch

Detailed Translations for knap from Dutch to English

knap:


Translation Matrix for knap:

NounRelated TranslationsOther Translations
charming aantrekken; bekoren; charmeren; inpalming
snap biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje
VerbRelated TranslationsOther Translations
snap afbekken; afblaffen; afsnauwen; dichtbijten; een knippend geluid maken; exploderen; fladderen; happen; klappen; knakken; knappen; ontploffen; snauwen; springen; toebijten; toehappen; toesnauwen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitlijnen; wapperen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
able intelligent; knap bedreven; behendig; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; handig; in staat; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
attractive aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aanvallig; aardig; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; oogstrelend; prettig; schattig; snoeperig; snoezig; uitlokkend; uitnodigend; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend
beautiful attractief; bevallig; fraai; goed ogend; knap; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig beeldschoon; fonkelend; glinsterend; schitterend; wonderschoon
capable intelligent; knap bedreven; behendig; bekwaam; capabel; competent; deskundig; fysiek in staat; geoefend; geschikt; handig; in staat; kundig; oordeelkundig; ter zake kundig; vaardig; vakbekwaam; vakkundig
charming aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; aimabel; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; gracieus; liefelijk; lieflijk; lieftallig; prettig; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend
clever briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk adrem; bedachtzaam; bijdehand; clever; correct; doordacht; gehaaid; geleerd; geniaal; gevat; gewiekst; gis; intelligent; kien; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vernuftig; verstandig; vlot; vlug; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
enchanting aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; beheksend; bekoorlijk; betoverend; boeiend; charmant; dottig; enig; fascinerend; integrerend; intrigerend; lief; magisch; schattig; snoezig; toverachtig; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verrukkelijk; vertederend; verzoekend
entrancing aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; knap; mooi aardig; bevallig; charmant; prettig
good-looking attractief; fraai; goed ogend; knap; leuk van uiterlijk; mooi; welgevallig
handsome attractief; bevallig; fraai; goed ogend; knap; leuk om te zien; leuk van uiterlijk; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig elegant; gracieus; sierlijk
ingenious briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk clever; geniaal; inventief; kien; pienter; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; vernuftig; vindingrijk
keen briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk begerig; bijdehand; fervent; gevat; gretig; happig; kien; messcherp; pienter; scherp; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; spits; uitgekookt; uitgeslapen; verlekkerd; vurig
lovely aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aanbiddelijk; aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanvallig; aardig; aimabel; allerliefst; attractief; beeldig; begeerenswaardig; behaaglijk; bekoorlijk; bevallig; charmant; dottig; elegant; enig; fijn; fijne; gracieus; heerlijk van dag; leuk; lief; liefelijk; lieflijk; lieftallig; plezant; plezierig; prettig; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig; uitlokkend; uitnodigend; verlokkend; verrukkelijk; vertederend; verzoekend
nice attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig aangenaam; aardig; behaaglijk; bevallig; charmant; elegant; fijn; gracieus; jofel; lekker; leuk; lief; plezant; plezierig; prettig; sierlijk; sympathiek
personable attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig elegant; gracieus; sierlijk
skilful briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedreven; behendig; bekwaam; clever; geoefend; handig; kien; kundig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vlot; vlug
skillful briljant; ingenieus; knap; kundig; kunstig; vaardig; vindingrijk bedreven; behendig; bekwaam; clever; geoefend; handig; kien; kundig; magistraal; meesterlijk; pienter; rap; schrander; slim; snel; snugger; uitgeslapen; vaardig; vlot; vlug
smart knap; leuk om te zien adrem; alert; bedachtzaam; bij de pinken; bijdehand; chic; clever; correct; doordacht; elegant; esthetisch; gehaaid; geleerd; gelikt; gevat; gewiekst; gis; goochem; intelligent; kien; kittig; modieuze verfijning; nadenkend; oplettend; picobello; piekfijn; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; smaakvol; snedig; snugger; spitsvondig; stijlvol; tiptop; uitgekiend; uitgeslapen; verfijnd; verstandig; wakker; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
- begaafd; bijdehand; intelligent; pienter; slim
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bright knap; leuk om te zien aanschouwelijk; adrem; bedachtzaam; bijdehand; blij; blijgeestig; blijmoedig; blinkend; bloeiend; clever; correct; dartel; doordacht; duidelijk; fideel; flagrant; fleurig; flitsend; geestig; gevat; glimmend; hip; intelligent; jolig; kien; kleurig; kleurrijk; kwiek; levendig; lustig; modieus; monter; nadenkend; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; pienter; raadzaam; raak; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spiritueus; trendy; uitgelaten; uitgeslapen; verstandig; vlot; vrolijk; wakker; weldenkend; welgemoed; wijs; wijselijk; zinnig; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zonnig
good looking attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig
pretty aanlokkelijk; aantrekkelijk; attractief; bekoorlijk; bevallig; charmant; fraai; goed ogend; knap; leuk van uiterlijk; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig aanvallig; allerliefst; behoorlijk; elegant; gracieus; nogal; redelijk; schattig; sierlijk; snoeperig; snoezig; tamelijk
snap attractief; fraai; goed ogend; knap; mooi; welgevallig elegant; gracieus; sierlijk

Related Words for "knap":


Synonyms for "knap":


Antonyms for "knap":


Related Definitions for "knap":

  1. met aanleg voor iets1
    • wat rekenen betreft is hij erg knap1
  2. hij snapt het vlug, reageert snel1
    • Theo is de knapste van de klas1
  3. mooi om te zien1
    • alle meisjes zijn verliefd op knappe Theo1

Wiktionary Translations for knap:

knap
adjective
  1. verstandig
  2. aantrekkelijk
knap
adjective
  1. attractive
  2. of man: agreeable to the eye or to correct taste
  3. dated: mentally keen or discerning; clever, shrewd

Cross Translation:
FromToVia
knap beautiful; pretty; handsome; fine; lovely; fair beau — D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille.

knap form of knappen:

knappen verb (knap, knapt, knapte, knapten, geknapt)

  1. knappen
    to snap; to crack; to crackle
    • snap verb (snaps, snapped, snapping)
    • crack verb (cracks, cracked, cracking)
    • crackle verb (crackles, crackled, crackling)

Conjugations for knappen:

o.t.t.
  1. knap
  2. knapt
  3. knapt
  4. knappen
  5. knappen
  6. knappen
o.v.t.
  1. knapte
  2. knapte
  3. knapte
  4. knapten
  5. knapten
  6. knapten
v.t.t.
  1. ben geknapt
  2. bent geknapt
  3. is geknapt
  4. zijn geknapt
  5. zijn geknapt
  6. zijn geknapt
v.v.t.
  1. was geknapt
  2. was geknapt
  3. was geknapt
  4. waren geknapt
  5. waren geknapt
  6. waren geknapt
o.t.t.t.
  1. zal knappen
  2. zult knappen
  3. zal knappen
  4. zullen knappen
  5. zullen knappen
  6. zullen knappen
o.v.t.t.
  1. zou knappen
  2. zou knappen
  3. zou knappen
  4. zouden knappen
  5. zouden knappen
  6. zouden knappen
diversen
  1. knap!
  2. knapt!
  3. geknapt
  4. knappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
crack bam; barst; breuk; coryfee; crack; explosie; geweldenaar; kei; kiertje; knak; knal; knik; krak; kraken; ontploffing; plof; scheur
snap biscuit; biscuitje; kaakje; koek; koekje
VerbRelated TranslationsOther Translations
crack knappen aan stukken springen; een krakend geluid maken; huizen kraken; klieven; kloven; knakken; knallen; kraken; losbreken; loskoppelen; openbreken; openrukken; opensperren; scheiden; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
crackle knappen knapperen; knetteren; protesteren; ruisen; spatten; spetteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; zacht ruisen
snap knappen afbekken; afblaffen; afsnauwen; dichtbijten; een knippend geluid maken; exploderen; fladderen; happen; klappen; knakken; ontploffen; snauwen; springen; toebijten; toehappen; toesnauwen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uitlijnen; wapperen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
snap attractief; elegant; fraai; goed ogend; gracieus; knap; mooi; sierlijk; welgevallig

Wiktionary Translations for knappen:

knappen
verb
  1. hoorbaar zijdelings bezwijken

Cross Translation:
FromToVia
knappen creak; crackle; fall in love; crack; clatter craquer — Traductions à trier suivant le sens



English

Detailed Translations for knap from English to Dutch

knap:


Translation Matrix for knap:

VerbRelated TranslationsOther Translations
- break off; chip; cut off; rap

Synonyms for "knap":


Related Definitions for "knap":

  1. break a small piece off from2
  2. strike sharply2