Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. naspeuren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for naspeuren from Dutch to English

naspeuren:

naspeuren verb (speur na, speurt na, speurde na, speurden na, nagespeurd)

  1. naspeuren (nasporen; navorsen)
    to research
    – inquire into 1
    • research verb (researches, researched, researching)
      • the students had to research the history of the Second World War for their history project1
    study
  2. naspeuren (onderzoeken; nasporen)
    to research
    – inquire into 1
    • research verb (researches, researched, researching)
      • the students had to research the history of the Second World War for their history project1
    to investigate; study

Conjugations for naspeuren:

o.t.t.
  1. speur na
  2. speurt na
  3. speurt na
  4. speuren na
  5. speuren na
  6. speuren na
o.v.t.
  1. speurde na
  2. speurde na
  3. speurde na
  4. speurden na
  5. speurden na
  6. speurden na
v.t.t.
  1. heb nagespeurd
  2. hebt nagespeurd
  3. heeft nagespeurd
  4. hebben nagespeurd
  5. hebben nagespeurd
  6. hebben nagespeurd
v.v.t.
  1. had nagespeurd
  2. had nagespeurd
  3. had nagespeurd
  4. hadden nagespeurd
  5. hadden nagespeurd
  6. hadden nagespeurd
o.t.t.t.
  1. zal naspeuren
  2. zult naspeuren
  3. zal naspeuren
  4. zullen naspeuren
  5. zullen naspeuren
  6. zullen naspeuren
o.v.t.t.
  1. zou naspeuren
  2. zou naspeuren
  3. zou naspeuren
  4. zouden naspeuren
  5. zouden naspeuren
  6. zouden naspeuren
diversen
  1. speur na!
  2. speurt na!
  3. nagespeurd
  4. naspeurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naspeuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
research research
study artsenpraktijk; cursus; kursus; leergang; oefenstuk; praktijk; studeerkamer; studeervertrek; studie; werkkamer
VerbRelated TranslationsOther Translations
investigate naspeuren; nasporen; onderzoeken checken; doorvorsen; nagaan; naspeuring doen; natrekken; neuzen; rechercheren; snuffelen; speuren; verifiëren
research naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken documenteren; iets opzoeken; naspeuring doen; nazoeken; rechercheren; snuffelen; speuren
study naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; onderwijzen; oppikken; opsteken; studeren; verwerven; vossen

Wiktionary Translations for naspeuren:

naspeuren
verb
  1. nauwkeurig onderzoeken
naspeuren
noun
  1. detective
verb
  1. detective

Cross Translation:
FromToVia
naspeuren find out; determine; get to the bottom; fathom ergründen — (transitiv) etwas bis ins Letzte klären; den Grund oder die Ursache für etwas versuchen herauszubekommen
naspeuren trace back; retrace; trackback; dereference zurückverfolgen — nachvollziehen eines Sachverhaltes in Richtung seines Ursprunges