Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitkienen:


Dutch

Detailed Translations for uitkienen from Dutch to English

uitkienen:

uitkienen verb (kien uit, kient uit, kiende uit, kienden uit, uitgekiend)

  1. uitkienen (uitknobbelen; uitdenken; uitdokteren)
    to figure out; to puzzle out
    • figure out verb (figures out, figured out, figuring out)
    • puzzle out verb (puzzles out, puzzled out, puzzling out)

Conjugations for uitkienen:

o.t.t.
  1. kien uit
  2. kient uit
  3. kient uit
  4. kienen uit
  5. kienen uit
  6. kienen uit
o.v.t.
  1. kiende uit
  2. kiende uit
  3. kiende uit
  4. kienden uit
  5. kienden uit
  6. kienden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekiend
  2. hebt uitgekiend
  3. heeft uitgekiend
  4. hebben uitgekiend
  5. hebben uitgekiend
  6. hebben uitgekiend
v.v.t.
  1. had uitgekiend
  2. had uitgekiend
  3. had uitgekiend
  4. hadden uitgekiend
  5. hadden uitgekiend
  6. hadden uitgekiend
o.t.t.t.
  1. zal uitkienen
  2. zult uitkienen
  3. zal uitkienen
  4. zullen uitkienen
  5. zullen uitkienen
  6. zullen uitkienen
o.v.t.t.
  1. zou uitkienen
  2. zou uitkienen
  3. zou uitkienen
  4. zouden uitkienen
  5. zouden uitkienen
  6. zouden uitkienen
en verder
  1. ben uitgekiend
  2. bent uitgekiend
  3. is uitgekiend
  4. zijn uitgekiend
  5. zijn uitgekiend
  6. zijn uitgekiend
diversen
  1. kien uit!
  2. kient uit!
  3. uitgekiend
  4. uitkienend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkienen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
figure out uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen becijferen; berekenen; calculeren; ramen; schatten; uitrekenen; uitwerken
puzzle out uitdenken; uitdokteren; uitkienen; uitknobbelen