Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. afregelen:


Dutch

Detailed Translations for afregelen from Dutch to English

afregelen:

afregelen [znw.] noun

  1. afregelen (instellen; ijken)
    the calibration; the adjusting; the gauging

Translation Matrix for afregelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
adjusting afregelen; ijken; instellen afstelling; afstemmen; afstemming
calibration afregelen; ijken; instellen ijk; ijking; kalibrering; maatverdeling; schaalverdeling
gauging afregelen; ijken; instellen ijk; ijking; omtrent een idee; peiling