Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. doorlopen:
  2. doorloop:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorlopen from Dutch to English

doorlopen:

doorlopen verb (loop door, loopt door, liep door, liepen door, doorgelopen)

  1. doorlopen (verdergaan; voortgaan; verder lopen; avanceren)
    to go on
    • go on verb (goes on, went on, going on)

Conjugations for doorlopen:

o.t.t.
  1. loop door
  2. loopt door
  3. loopt door
  4. lopen door
  5. lopen door
  6. lopen door
o.v.t.
  1. liep door
  2. liep door
  3. liep door
  4. liepen door
  5. liepen door
  6. liepen door
v.t.t.
  1. ben doorgelopen
  2. bent doorgelopen
  3. is doorgelopen
  4. zijn doorgelopen
  5. zijn doorgelopen
  6. zijn doorgelopen
v.v.t.
  1. was doorgelopen
  2. was doorgelopen
  3. was doorgelopen
  4. waren doorgelopen
  5. waren doorgelopen
  6. waren doorgelopen
o.t.t.t.
  1. zal doorlopen
  2. zult doorlopen
  3. zal doorlopen
  4. zullen doorlopen
  5. zullen doorlopen
  6. zullen doorlopen
o.v.t.t.
  1. zou doorlopen
  2. zou doorlopen
  3. zou doorlopen
  4. zouden doorlopen
  5. zouden doorlopen
  6. zouden doorlopen
diversen
  1. loop door!
  2. loopt door!
  3. doorgelopen
  4. doorlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorlopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
go on avanceren; doorlopen; verder lopen; verdergaan; voortgaan aanhouden; continueren; contract aangaan; doorgaan; een stapje verder gaan; prolongeren; verdergaan; vervolgen; voortgaan; voortzetten

Related Words for "doorlopen":


Related Definitions for "doorlopen":

  1. een kleur die in andere kleur overvloeit1
    • de kleuren van deze trui zijn doorgelopen1
  2. niet stil blijven staan maar te voet verder gaan1
    • hij wilde niet blijven staan, hij liep door1
  3. van begin tot eind gaan1
    • hij heeft de hele opleiding doorlopen1

Wiktionary Translations for doorlopen:


Cross Translation:
FromToVia
doorlopen crisscross sillonner — Faire des sillons.

doorloop:

doorloop [de ~ (m)] noun

  1. de doorloop (gangpad; passage; gang; doorgang)
    the aisle; the gangway; the passage; the alley

Translation Matrix for doorloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
aisle doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage corridor; doorgang; middenpad; middenweg; passage
alley doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage bondgenote; gangetje; laantje; steeg; straatje
gangway doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage corridor; gang; gangboord; loopbrug; loopplank
passage doorgang; doorloop; gang; gangpad; passage corridor; doorgang; doorrit; doortocht; doorvaart; hal; overloop; overtocht; overvaart; passage; passus; portaal; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; verbindingsgang; zeereis

Related Words for "doorloop":