Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kort knippen:


Dutch

Detailed Translations for kort knippen from Dutch to English

kort knippen:

kort knippen verb

  1. kort knippen (kort maken; korten)
    to trim; to pare
    – remove the edges from and cut down to the desired size 1
    • trim verb (trims, trimmed, trimming)
      • trim the photograph1
      • trim lumber1
    • pare verb (pares, pared, paring)
      • pare one's fingernails1
    to cut
    – shorten as if by severing the edges or ends of 1
    • cut verb (cuts, cut, cutting)
      • cut my hair1
    to skim
    – remove from the surface 1
    • skim verb (skims, skimmed, skimming)
      • skim cream from the surface of milk1
    to clip; cut close

Translation Matrix for kort knippen:

NounRelated TranslationsOther Translations
clip clip; kleine tik; klem; klemhaak; klopje; kram; mediaclip; multimediaclip; scheerwol; tang; tikje
cut bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; coupure; inkeping; inkerving; inkrimping; insnijding; jaap; keep; kerf; korting; kostenbesparing; ontering; prijsverlaging; prijsvermindering; reductie; snede; snee; sneetje; snijwond; snijwondje; snit; snoeiing; verkorting; verlaging
trim boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement
VerbRelated TranslationsOther Translations
clip kort knippen; kort maken; korten een opdonder verkopen; haar kort laten knippen; inkorten; knotten; korter maken; kortwieken; scheren; verkorten
cut kort knippen; kort maken; korten aankaarten; aansnijden; aanvoeren; afsnijden; coifferen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doorknippen; doormidden hakken; een knippend geluid maken; entameren; houtsnijden; in hout schrijven; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; op tafel leggen; opperen; opwerpen; prikken; snerpen; snijden; snijwerk maken; steken; steken geven; te berde brengen; ter sprake brengen
cut close kort knippen; kort maken; korten
pare kort knippen; kort maken; korten besnoeien; knippen; snoeien; trimmen
skim kort knippen; kort maken; korten afromen; afschuimen; afspanen; een blik werpen; slippen; uitglijden
trim kort knippen; kort maken; korten afwerken; besnoeien; bijknippen; een beetje knippen; garneren; haar kort laten knippen; inkorten; knippen; korter maken; kortwieken; minder maken; minimaliseren; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; snoeien; tooien; trimmen; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cut gekuist; gesneden; zedig gemaakt

Related Translations for kort knippen