Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. maniak:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for maniak from Dutch to English

maniak:

maniak [de ~ (m)] noun

  1. de maniak (freak)
    the maniac; the freak; the deranged maniac; the wacko; the weirdo; the crazy person
  2. de maniak (ijveraar; zeloot; scherpslijper)
    the freak; the faddist; the maniac; the fanatic

Translation Matrix for maniak:

NounRelated TranslationsOther Translations
crazy person freak; maniak gek iemand
deranged maniac freak; maniak
faddist ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot
fanatic ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot dweper; fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; zeloot
freak freak; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot fanaat; fanaticus; fanatiekeling; ijveraar; zeloot
maniac freak; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot dolleman; fanaat; fanaticus; fanatiekeling; geesteszieke; gek; ijveraar; krankzinnige; waanzinnige; zeloot
wacko freak; maniak
weirdo freak; maniak eigenaardige; engerd; griezel; griezeltje; rare; zonderling
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
fanatic bezetene; dweepziek; dweperig; fanatieke; maniakaal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
freak apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; excentriek; grillig; merkwaardig; nukkig; onberekenbaar; ongewoon; onvoorspelbaar; typisch; vreemd; wispelturig; zonderling

Related Words for "maniak":

  • maniakken

Wiktionary Translations for maniak:

maniak
noun
  1. persoon die ergens (op ziekelijke wijze) helemaal gek van is, een fanaat