Dutch

Detailed Translations for opvallend from Dutch to English

opvallend:


Translation Matrix for opvallend:

NounRelated TranslationsOther Translations
notable notabel
prominent belangrijkste; belangrijkste punt; hoofdpunt; hoofdzaak; voornaamste
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
conspicuous frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
distinct frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend aanschouwelijk; afzonderlijk; apart; duidelijk; flagrant; geprononceerd; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; overduidelijk; uitgesproken; verhelderend; zo klaar als een klontje; zonneklaar
explicit frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend cru; expliciet; geprononceerd; klemmend; markant; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; uitdrukkelijk; uitgesproken
notable frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; noemenswaardig; vermeldenswaard; vermeldenswaardig
obvious eruitspringend; frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend; uitsteken begrijpelijk; duidelijk; flagrant; helder; herkenbaar; onmiskenbaar; opzichtig; overduidelijk; protserig; schreeuwerig; zo klaar als een klontje; zonneklaar
outstanding eruitspringend; frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend; uitsteken onafgelost; onbetaald; onvereffend; onvoldaan
prominent eruitspringend; opvallend; uitsteken aanzienlijk; befaamd; deftig; fier; geacht; gedistingeerd; hooggeplaatst; hooggezeten; indrukwekkend; invloedrijk; majestueus; naar voren staand; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; prominent; statig; trots; uitspringend; vooraanstaand; vooraanstaande; voornaam; vooruitspringend; vooruitstekend; vorstelijk
pronounced frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend
remarkable frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors
striking frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; flink; fors; gedenkwaardig; heugelijk; memorabel
unmistakable frappant; in het oog lopend; in het oog springend; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; treffend duidelijk; geprononceerd; herkenbaar; markant; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; uitgesproken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
leaps out at you eruitspringend; opvallend; uitsteken
sticks out eruitspringend; opvallend; uitsteken

Related Words for "opvallend":

  • opvallender, opvallendere, opvallendst, opvallendste

Wiktionary Translations for opvallend:

opvallend
adjective
  1. very showy or ornamented
  2. obvious or easy to notice
  3. worthy of being remarked
  4. of that which makes a strong impression
adverb
  1. to a wonder-inspiring extent

Cross Translation:
FromToVia
opvallend evident; conspicuous; flashy; obvious; striking auffällig — die Aufmerksamkeit auf sich ziehend
opvallend noticeable voyant — qui attire la vue

opvallen:

opvallen verb (val op, valt op, viel op, vielen op, opgevallen)

  1. opvallen (uitsteken; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
    to attract attention; to stick out; to stand out; to protrude; to be conspicuous; to leap out; to show off; to prance; to jut out
    • attract attention verb (attracts attention, attracted attention, attracting attention)
    • stick out verb (sticks out, stuck out, sticking out)
    • stand out verb (stands out, stood out, standing out)
    • protrude verb (protrudes, protruded, protruding)
    • be conspicuous verb (is conspicuous, being conspicuous)
    • leap out verb (leaps out, leapt out, leaping out)
    • show off verb (shows off, showed off, showing off)
    • prance verb (prances, pranced, prancing)
    • jut out verb (juts out, jutted out, jutting out)

Conjugations for opvallen:

o.t.t.
  1. val op
  2. valt op
  3. valt op
  4. vallen op
  5. vallen op
  6. vallen op
o.v.t.
  1. viel op
  2. viel op
  3. viel op
  4. vielen op
  5. vielen op
  6. vielen op
v.t.t.
  1. ben opgevallen
  2. bent opgevallen
  3. is opgevallen
  4. zijn opgevallen
  5. zijn opgevallen
  6. zijn opgevallen
v.v.t.
  1. was opgevallen
  2. was opgevallen
  3. was opgevallen
  4. waren opgevallen
  5. waren opgevallen
  6. waren opgevallen
o.t.t.t.
  1. zal opvallen
  2. zult opvallen
  3. zal opvallen
  4. zullen opvallen
  5. zullen opvallen
  6. zullen opvallen
o.v.t.t.
  1. zou opvallen
  2. zou opvallen
  3. zou opvallen
  4. zouden opvallen
  5. zouden opvallen
  6. zouden opvallen
diversen
  1. val op!
  2. valt op!
  3. opgevallen
  4. opvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opvallen [znw.] noun

  1. opvallen
    the catch the eye; the strike

Translation Matrix for opvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
catch the eye opvallen
strike opvallen aanboren; gestaak; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
VerbRelated TranslationsOther Translations
attract attention afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken aandacht trekken
be conspicuous afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
jut out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken vooruitspringen; vooruitsteken
leap out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
prance afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken tentoonspreiden; uitstallen
protrude afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
show off afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met; tentoonspreiden; uitstallen
stand out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
stick out afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken
strike aansteken; beroeren; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontroeren; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven

Related Definitions for "opvallen":

  1. duidelijk anders zijn1
    • met die jurk valt Gina erg op1

Wiktionary Translations for opvallen:

opvallen
verb
  1. (ergatief) gemakkelijk opgemerkt worden, opzien baren

Cross Translation:
FromToVia
opvallen hit; catch; run across; strike; swat; attain; encounter; find; score; run up against; knock; smack; stub; beat; wallop frapper — A TRIER
opvallen crash into; crash; hit; shock; appal; horrify; knock; strike; smack; stub; beat; wallop heurterentrer brusquement en contact.