Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opvoering:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opvoering from Dutch to English

opvoering:

opvoering [de ~ (v)] noun

  1. de opvoering (vertoning; voorstelling; staatsie; show; parade)
    the performance; the exhibition; the showing; the show; the ceremony

Translation Matrix for opvoering:

NounRelated TranslationsOther Translations
ceremony opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling beleefdheidsbetuiging; ceremonie; feest; feestelijkheid; festiviteit; omhaal; optocht; plechtige optocht; plechtigheid; plichtpleging; staatsie; stoet; viering
exhibition opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling expositie; happening; performance; show; tentoonstelling; uitstalling; voorstelling
performance opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling beoefening; prestatie; toneelavond; uitoefening; verrichting
show opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling demonstratie; expositie; happening; laten zien; performance; show; tentoonstelling; toneelavond; uiterlijk vertoon; uitstalling; voorstelling
showing opvoering; parade; show; staatsie; vertoning; voorstelling aanduiden; aanwijzen; tonen; voordoen
VerbRelated TranslationsOther Translations
show aanduiden; aangeven; attenderen; etaleren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; openbaren; presenteren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; wijzen; wijzen naar; zich uiten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
showing pralend

Wiktionary Translations for opvoering:

opvoering
noun
  1. live show or concert

Related Translations for opvoering