Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. pook:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pook from Dutch to English

pook:

pook [de ~] noun

  1. de pook (versnellingshandel)
    the gear handle; the stick; the rake; the poker
  2. de pook (haardstok; haardijzer)
    the poker

Translation Matrix for pook:

NounRelated TranslationsOther Translations
gear handle pook; versnellingshandel
poker haardijzer; haardstok; pook; versnellingshandel poker; rakel
rake pook; versnellingshandel hark; losbol; schuinsmarcheerder
stick pook; versnellingshandel baton; hakhout; hockeystick; knoet; knuppel; loot; phylum; schacht; slaghout; staaf; staf; stam; stang; stok; takje; twijg
VerbRelated TranslationsOther Translations
rake aanharken; harken
stick aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; blijven hangen; blijven steken; graaien; grijpen; grissen; haperen; iets vastkleven; jatten; kleven; klitten; lijmen; omhoogzitten; op hetzelfde niveau blijven; pikken; plakken; samenplakken; snaaien; stagneren; stokken; vast blijven hangen; vastkleven; vastkoeken; vastlijmen; vastlopen; vastplakken; wegkapen

Related Words for "pook":


Wiktionary Translations for pook:

pook
noun
  1. stang om het vuur op te porren
  2. versnellingshendel van een auto
pook
noun
  1. metal rod for poking