Summary


Dutch

Detailed Translations for uitdiepen from Dutch to English

uitdiepen:

uitdiepen verb (diep uit, diept uit, diepte uit, diepten uit, uitgediept)

  1. uitdiepen
    to deepen; to explore in depth; to study in depth
    • deepen verb (deepens, deepened, deepening)
    • explore in depth verb (explores in depth, explored in depth, exploring in depth)
    • study in depth verb (studies in depth, studied in depth, studying in depth)

Conjugations for uitdiepen:

o.t.t.
  1. diep uit
  2. diept uit
  3. diept uit
  4. diepen uit
  5. diepen uit
  6. diepen uit
o.v.t.
  1. diepte uit
  2. diepte uit
  3. diepte uit
  4. diepten uit
  5. diepten uit
  6. diepten uit
v.t.t.
  1. heb uitgediept
  2. hebt uitgediept
  3. heeft uitgediept
  4. hebben uitgediept
  5. hebben uitgediept
  6. hebben uitgediept
v.v.t.
  1. had uitgediept
  2. had uitgediept
  3. had uitgediept
  4. hadden uitgediept
  5. hadden uitgediept
  6. hadden uitgediept
o.t.t.t.
  1. zal uitdiepen
  2. zult uitdiepen
  3. zal uitdiepen
  4. zullen uitdiepen
  5. zullen uitdiepen
  6. zullen uitdiepen
o.v.t.t.
  1. zou uitdiepen
  2. zou uitdiepen
  3. zou uitdiepen
  4. zouden uitdiepen
  5. zouden uitdiepen
  6. zouden uitdiepen
en verder
  1. ben uitgediept
  2. bent uitgediept
  3. is uitgediept
  4. zijn uitgediept
  5. zijn uitgediept
  6. zijn uitgediept
diversen
  1. diep uit!
  2. diept uit!
  3. uitgediept
  4. uitdiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitdiepen [znw.] noun

  1. uitdiepen

Translation Matrix for uitdiepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
studying in depth uitdiepen
VerbRelated TranslationsOther Translations
deepen uitdiepen aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verdiepen; verhevigen; versterken
explore in depth uitdiepen
study in depth uitdiepen