Dutch

Detailed Translations for vorige from Dutch to English

vorige:

vorige [znw.] noun

  1. vorige
    the previous; the last

vorige adj

  1. vorige (voormalig; voormalige; vroeger; )
    former; late
    – (used especially of persons) of the immediate past 1
    • former adj
      • the former president1
    • late adj
      • our late President is still very active1

Translation Matrix for vorige:

NounRelated TranslationsOther Translations
last vorige achterste; benjamin; hekkensluiters; jongste; laatste; laatsten; laatstgeboren; laatstgeborene; leest
past o.v.t.; onvoltooid verleden tijd; verleden; verleden tijd
previous vorige
VerbRelated TranslationsOther Translations
last blijven; duren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
earlier ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
ex ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
former ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
late ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
one-time ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
past ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
previous ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere afgelopen; verleden; vorig
retired ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere gepensioneerd; gewezen; met emeritaat; rustend
AdverbRelated TranslationsOther Translations
before ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere aleer; alvoor; alvorens; daarvoor; eer; eertijds; ervoor; in aanwezigheid van; overstaan; tevoren; van tevoren; vantevoren; voor; vooraf; vooraleer; voordat; voorheen; voormaals; vroeger
formerly ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere eertijds; voorheen; voormaals; voortijds; vroeger; weleer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
at an earlier date ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
earlier eertijds; voorheen; voormaals; vroeger
in former times ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere eertijds; voorheen; voormaals; voortijds; vroeger
last achterste; afgelopen; finaal; jongstleden; laatste; laatstelijk; laatstgenoemd; verleden; vorig
late afgestorven; dood; doodgegaan; gestorven; heengegaan; laat; overleden; vertraagd

Related Words for "vorige":


vorige form of vorig:

vorig adj

  1. vorig (afgelopen; verleden)

Translation Matrix for vorig:

NounRelated TranslationsOther Translations
last achterste; benjamin; hekkensluiters; jongste; laatste; laatsten; laatstgeboren; laatstgeborene; leest; vorige
previous vorige
VerbRelated TranslationsOther Translations
last blijven; duren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
preceding afgelopen; verleden; vorig inleidend; introducerend; voorafgaand; voorgaand; vooropgaand; vooruitgaand
previous afgelopen; verleden; vorig ex; geweest; gewezen; toenmalig; voorheen; voormalig; voormalige; vorige; vroeger; vroegere
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
- verleden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
last afgelopen; verleden; vorig achterste; finaal; jongstleden; laatste; laatstelijk; laatstgenoemd

Related Words for "vorig":


Synonyms for "vorig":


Antonyms for "vorig":


Related Definitions for "vorig":

  1. wat eerder gebeurd is2
    • tijdens een van zijn vorige vakanties werd hij ziek2
  2. wat eraan voorafgaat2
    • op de vorige bladzijde stond ook nog een fout2

Wiktionary Translations for vorig:

vorig
  1. degene die of datgene dat eerder een positie innam
vorig
adjective
  1. Most recent
  2. Previous, former
  3. prior

Cross Translation:
FromToVia
vorig former; previous; prior; earlier; ex-; forward; past; preceding; advance; advanced; antecedent; anterior précédent — Qui précéder, qui est immédiatement avant, en parlant ordinairement par rapport au temps.