Summary


Dutch

Detailed Translations for aanboren from Dutch to Spanish

aanboren:

aanboren verb (boor aan, boort aan, boorde aan, boorden aan, aangeboord)

  1. aanboren (boren)

Conjugations for aanboren:

o.t.t.
  1. boor aan
  2. boort aan
  3. boort aan
  4. boren aan
  5. boren aan
  6. boren aan
o.v.t.
  1. boorde aan
  2. boorde aan
  3. boorde aan
  4. boorden aan
  5. boorden aan
  6. boorden aan
v.t.t.
  1. heb aangeboord
  2. hebt aangeboord
  3. heeft aangeboord
  4. hebben aangeboord
  5. hebben aangeboord
  6. hebben aangeboord
v.v.t.
  1. had aangeboord
  2. had aangeboord
  3. had aangeboord
  4. hadden aangeboord
  5. hadden aangeboord
  6. hadden aangeboord
o.t.t.t.
  1. zal aanboren
  2. zult aanboren
  3. zal aanboren
  4. zullen aanboren
  5. zullen aanboren
  6. zullen aanboren
o.v.t.t.
  1. zou aanboren
  2. zou aanboren
  3. zou aanboren
  4. zouden aanboren
  5. zouden aanboren
  6. zouden aanboren
diversen
  1. boor aan!
  2. boort aan!
  3. aangeboord
  4. aanborende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanboren [znw.] noun

  1. aanboren
    el alumbrar

Translation Matrix for aanboren:

NounRelated TranslationsOther Translations
alumbrar aanboren
VerbRelated TranslationsOther Translations
alumbrar aanboren; boren belichten; beschijnen; bijlichten; licht laten vallen op; met licht beschijnen; verlichten
encontrar aanboren; boren aantreffen; beroeren; lokaliseren; ontdekken; oprijzen; opsporen; raken; rijzen; tegenkomen; traceren; treffen; vinden

Wiktionary Translations for aanboren:

aanboren
verb
  1. (overgankelijk) met een boor bereiken

Cross Translation:
FromToVia
aanboren agujerear; horadar; perforar forer — Percer.
aanboren encontrar; encontrarse con; topar; dar con; chocar contra rencontrertrouver en chemin une personne ou une chose.
aanboren estar en contacto; conmover touchermettre la main sur quelque chose.