Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorlezen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorlezen from Dutch to Spanish

doorlezen:

doorlezen verb (lees door, leest door, las door, lazen door, doorgelezen)

  1. doorlezen

Conjugations for doorlezen:

o.t.t.
  1. lees door
  2. leest door
  3. leest door
  4. lezen door
  5. lezen door
  6. lezen door
o.v.t.
  1. las door
  2. las door
  3. las door
  4. lazen door
  5. lazen door
  6. lazen door
v.t.t.
  1. heb doorgelezen
  2. hebt doorgelezen
  3. heeft doorgelezen
  4. hebben doorgelezen
  5. hebben doorgelezen
  6. hebben doorgelezen
v.v.t.
  1. had doorgelezen
  2. had doorgelezen
  3. had doorgelezen
  4. hadden doorgelezen
  5. hadden doorgelezen
  6. hadden doorgelezen
o.t.t.t.
  1. zal doorlezen
  2. zult doorlezen
  3. zal doorlezen
  4. zullen doorlezen
  5. zullen doorlezen
  6. zullen doorlezen
o.v.t.t.
  1. zou doorlezen
  2. zou doorlezen
  3. zou doorlezen
  4. zouden doorlezen
  5. zouden doorlezen
  6. zouden doorlezen
en verder
  1. is doorgelezen
  2. zijn doorgelezen
diversen
  1. lees door!
  2. leest door!
  3. doorgelezen
  4. doorlezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorlezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
repasar doorlezen bekijken; beproeven; bezichtigen; doorgeven; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; inspecteren; keuren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; onderzoeken; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen; testen

Wiktionary Translations for doorlezen:


Cross Translation:
FromToVia
doorlezen leer de cabo a rabo; recorrer; atravesar parcourirtraverser un espace en divers sens.