Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. mijmeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for mijmeren from Dutch to Spanish

mijmeren:

mijmeren verb (mijmer, mijmert, mijmerde, mijmerden, gemijmerd)

  1. mijmeren

Conjugations for mijmeren:

o.t.t.
  1. mijmer
  2. mijmert
  3. mijmert
  4. mijmeren
  5. mijmeren
  6. mijmeren
o.v.t.
  1. mijmerde
  2. mijmerde
  3. mijmerde
  4. mijmerden
  5. mijmerden
  6. mijmerden
v.t.t.
  1. heb gemijmerd
  2. hebt gemijmerd
  3. heeft gemijmerd
  4. hebben gemijmerd
  5. hebben gemijmerd
  6. hebben gemijmerd
v.v.t.
  1. had gemijmerd
  2. had gemijmerd
  3. had gemijmerd
  4. hadden gemijmerd
  5. hadden gemijmerd
  6. hadden gemijmerd
o.t.t.t.
  1. zal mijmeren
  2. zult mijmeren
  3. zal mijmeren
  4. zullen mijmeren
  5. zullen mijmeren
  6. zullen mijmeren
o.v.t.t.
  1. zou mijmeren
  2. zou mijmeren
  3. zou mijmeren
  4. zouden mijmeren
  5. zouden mijmeren
  6. zouden mijmeren
diversen
  1. mijmer!
  2. mijmert!
  3. gemijmerd
  4. mijmerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for mijmeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cavilar prakkizeren
pensar denken; prakkizeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
cavilar mijmeren tobben
meditar mijmeren bedenken; beschouwen; bespiegelen; considereren; in overweging nemen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen
pensar mijmeren afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; considereren; denken; fantaseren; in overweging nemen; inleven; invoelen; meedenken; meeleven; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; uitdenken; verdichten; verzinnen; voelen; voorwenden
reflexionar mijmeren afwegen; bedenken; beschouwen; bespiegelen; bezinnen; considereren; in gedachten verzonken zijn; in overweging nemen; nadenken; overdenken; overpeinzen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; raad inwinnen; zich beraden
rumiar mijmeren bebroeden; herkauwen

Wiktionary Translations for mijmeren:


Cross Translation:
FromToVia
mijmeren soñar; pensar songer — (vieilli) voir en songe, rêver.