Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. prefereren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for prefereren from Dutch to Spanish

prefereren:

prefereren verb (prefereer, prefereert, prefereerde, prefereerden, geprefereerd)

  1. prefereren (verkiezen)

Conjugations for prefereren:

o.t.t.
  1. prefereer
  2. prefereert
  3. prefereert
  4. prefereren
  5. prefereren
  6. prefereren
o.v.t.
  1. prefereerde
  2. prefereerde
  3. prefereerde
  4. prefereerden
  5. prefereerden
  6. prefereerden
v.t.t.
  1. heb geprefereerd
  2. hebt geprefereerd
  3. heeft geprefereerd
  4. hebben geprefereerd
  5. hebben geprefereerd
  6. hebben geprefereerd
v.v.t.
  1. had geprefereerd
  2. had geprefereerd
  3. had geprefereerd
  4. hadden geprefereerd
  5. hadden geprefereerd
  6. hadden geprefereerd
o.t.t.t.
  1. zal prefereren
  2. zult prefereren
  3. zal prefereren
  4. zullen prefereren
  5. zullen prefereren
  6. zullen prefereren
o.v.t.t.
  1. zou prefereren
  2. zou prefereren
  3. zou prefereren
  4. zouden prefereren
  5. zouden prefereren
  6. zouden prefereren
en verder
  1. ben geprefereerd
  2. bent geprefereerd
  3. is geprefereerd
  4. zijn geprefereerd
  5. zijn geprefereerd
  6. zijn geprefereerd
diversen
  1. prefereer!
  2. prefereert!
  3. geprefereerd
  4. preferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for prefereren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
preferir prefereren; verkiezen doneren; geven; schenken

Wiktionary Translations for prefereren:

prefereren
verb
  1. de voorkeur geven

Cross Translation:
FromToVia
prefereren preferir; favorecer präferierentransitiv: etwas einer anderen Sache den Vorzug geben, eine Präferenz/Vorliebe für etwas haben
prefereren preferir aimer mieuxpréférer, aimer une chose par préférence à une autre.
prefereren preferir préférer — Mettre au-dessus, aimer mieux, se déterminer en faveur d’une personne, d’une chose plutôt que d’une autre.