Home ->Dictionaries ->Dutch/Spanish ->Search: scheren

Dutch and Spanish Translation Search Results for scheren

Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. scheren:
  2. scheer:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for scheren:
    • afeitarse

Dutch

Detailed Translations for scheren from Dutch to Spanish

scheren:

scheren verb (scheer, scheert, scheerde, scheerden, geschoren)

  1. scheren
    afeitar; acortar

Conjugations for scheren:

o.t.t.
  1. scheer
  2. scheert
  3. scheert
  4. scheren
  5. scheren
  6. scheren
o.v.t.
  1. scheerde
  2. scheerde
  3. scheerde
  4. scheerden
  5. scheerden
  6. scheerden
v.t.t.
  1. heb geschoren
  2. hebt geschoren
  3. heeft geschoren
  4. hebben geschoren
  5. hebben geschoren
  6. hebben geschoren
v.v.t.
  1. had geschoren
  2. had geschoren
  3. had geschoren
  4. hadden geschoren
  5. hadden geschoren
  6. hadden geschoren
o.t.t.t.
  1. zal scheren
  2. zult scheren
  3. zal scheren
  4. zullen scheren
  5. zullen scheren
  6. zullen scheren
o.v.t.t.
  1. zou scheren
  2. zou scheren
  3. zou scheren
  4. zouden scheren
  5. zouden scheren
  6. zouden scheren
en verder
  1. ben geschoren
  2. bent geschoren
  3. is geschoren
  4. zijn geschoren
  5. zijn geschoren
  6. zijn geschoren
diversen
  1. scheer!
  2. scheert!
  5. geschoren
  6. scherende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for scheren:

NounRelated TranslationsOther Translations
acortar afkorten
VerbRelated TranslationsOther Translations
acortar scheren bekorten; inkorten; korter maken; verkorten
afeitar scheren kort knippen; kort maken; korten

Related Words for "scheren":


Wiktionary Translations for scheren:

scheren
verb
  1. met een schaar of mes de huid van haar ontdoen
  2. zich de baard kort afsnijden
Cross Translation:
FromToVia
• scheren → afeitar ↔ rasieren — sich oder jemand anderem die Haare oder Barthaare abschneiden
• scheren → afeitar; rapar; rasurar ↔ shave — to remove hair from
• scheren → esquilar; tonsurar; tundir ↔ shear — to remove the fleece from a sheep
• scheren → recortar; trinchar ↔ découper — couper par morceaux une pièce de viande ou détacher un à un les membres d’une pièce de volaille, de gibier.
• scheren → afeitar; rasurar; rapar ↔ raser — Traductions à trier suivant le sens
• scheren → cortar; esquilar; rapar ↔ tondre — couper à ras la laine ou le poil des bêtes.

scheren form of scheer:

scheer [de ~] noun

  1. de scheer (uitstekende rots; rif; klip)
    el acantilado; el risco; la roca saliente

Translation Matrix for scheer:

NounRelated TranslationsOther Translations
acantilado klip; rif; scheer; uitstekende rots klif; rotswand; steile bodemverheffing
risco klip; rif; scheer; uitstekende rots rotswand
roca saliente klip; rif; scheer; uitstekende rots
ModifierRelated TranslationsOther Translations
acantilado klipachtig; klippig

Related Words for "scheer":


Related Translations for scheren







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0272 seconds
Page rendered in 1.0 seconds