Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vertroetelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vertroetelen from Dutch to Spanish

vertroetelen:

vertroetelen verb (vertroetel, vertroetelt, vertroetelde, vertroetelden, vertroeteld)

  1. vertroetelen (verwennen)

Conjugations for vertroetelen:

o.t.t.
  1. vertroetel
  2. vertroetelt
  3. vertroetelt
  4. vertroetelen
  5. vertroetelen
  6. vertroetelen
o.v.t.
  1. vertroetelde
  2. vertroetelde
  3. vertroetelde
  4. vertroetelden
  5. vertroetelden
  6. vertroetelden
v.t.t.
  1. heb vertroeteld
  2. hebt vertroeteld
  3. heeft vertroeteld
  4. hebben vertroeteld
  5. hebben vertroeteld
  6. hebben vertroeteld
v.v.t.
  1. had vertroeteld
  2. had vertroeteld
  3. had vertroeteld
  4. hadden vertroeteld
  5. hadden vertroeteld
  6. hadden vertroeteld
o.t.t.t.
  1. zal vertroetelen
  2. zult vertroetelen
  3. zal vertroetelen
  4. zullen vertroetelen
  5. zullen vertroetelen
  6. zullen vertroetelen
o.v.t.t.
  1. zou vertroetelen
  2. zou vertroetelen
  3. zou vertroetelen
  4. zouden vertroetelen
  5. zouden vertroetelen
  6. zouden vertroetelen
diversen
  1. vertroetel!
  2. vertroetelt!
  3. vertroeteld
  4. vertroetelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertroetelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
consentir vertroetelen; verwennen afgeven; autoriseren; beamen; bevestigen; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inleveren; laten; onderschrijven; overhandigen; permitteren; staven; toekennen; toelaten; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen
corromper vertroetelen; verwennen bederven; corrumperen; in de war sturen; nekken; omkopen; ruïneren; verderven; verzieken
malcriar vertroetelen; verwennen
mimar vertroetelen; verwennen knuffen; kozen

Wiktionary Translations for vertroetelen:

vertroetelen
verb
  1. (overgankelijk) iemand een overdreven goede behandeling geven

Cross Translation:
FromToVia
vertroetelen mimar; consentir choyersoigner quelqu’un avec tendresse, avec affection.
vertroetelen mimar; consentir dorloter — soigner délicatement