Summary


Dutch

Detailed Translations for afdoen from Dutch to Spanish

afdoen:

afdoen verb (doe af, doet af, deed af, deden af, afgedaan)

  1. afdoen (twist uit de weg ruimen; afhandelen; beslechten)
  2. afdoen (in orde maken; klaren; regelen)

Conjugations for afdoen:

o.t.t.
  1. doe af
  2. doet af
  3. doet af
  4. doen af
  5. doen af
  6. doen af
o.v.t.
  1. deed af
  2. deed af
  3. deed af
  4. deden af
  5. deden af
  6. deden af
v.t.t.
  1. heb afgedaan
  2. hebt afgedaan
  3. heeft afgedaan
  4. hebben afgedaan
  5. hebben afgedaan
  6. hebben afgedaan
v.v.t.
  1. had afgedaan
  2. had afgedaan
  3. had afgedaan
  4. hadden afgedaan
  5. hadden afgedaan
  6. hadden afgedaan
o.t.t.t.
  1. zal afdoen
  2. zult afdoen
  3. zal afdoen
  4. zullen afdoen
  5. zullen afdoen
  6. zullen afdoen
o.v.t.t.
  1. zou afdoen
  2. zou afdoen
  3. zou afdoen
  4. zouden afdoen
  5. zouden afdoen
  6. zouden afdoen
diversen
  1. doe af!
  2. doet af!
  3. afgedaan
  4. afdoende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afdoen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arreglar afhandelen; ordenen; schikken
regular afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
resolver verhelpen
tener listo klaarhebben
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
arreglar afdoen; in orde maken; klaren; regelen aanzuiveren; afspreken; arrangeren; bedisselen; bereiden; betalen; bijleggen; brouwen; fatsoeneren; fiksen; gereedmaken; goedmaken; herstellen; hervinden; iets op touw zetten; iets regelen; iets toebereiden; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; inrichten; installeren; klaarmaken; klusje opknappen; klussen; maken; meubileren; nabetalen; opknappen; prepareren; rechtzetten; regelen; renoveren; repareren; restaureren; ruzie afsluiten; schikken; terugvinden; vereffenen; vernieuwen; voldoen; zich voegen
finalizar afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; gesprek beëindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; naar einde toewerken; ophouden; stoppen; uithebben; volbrengen; volmaken; voltooien
ordenar afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen aanvoeren; afkondigen; arrangeren; belasten; bergen; bevel voeren over; bevelen; classificeren; commanderen; decreteren; dicteren; dwingen; ficheren; forceren; gebieden; gelasten; groeperen; indelen; instructie geven; instrueren; klusje opknappen; klussen; leiden; leidinggeven; op orde brengen; opdracht geven; opdragen; opknappen; opruimen; ordenen; ordonneren; rangeren; rangordenen; rangschikken; renoveren; restaureren; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken; verordenen; verordineren; verordonneren; voorschrijven
regular afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen afstellen; afstemmen; bijstellen; regelen; reguleren; zich voegen
resolver afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen beslissen; besluiten; omzetten; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
solucionar afdoen; in orde maken; klaren; regelen ontcijferen; ontdekken; ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwaren; ontwarren; oplossen; opsporen; tot een oplossing brengen
tener acabado afdoen; in orde maken; klaren; regelen uithebben; uitkrijgen
tener listo afdoen; in orde maken; klaren; regelen uitkrijgen
terminar afdoen; in orde maken; klaren; regelen afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; klaarkrijgen; klaarmaken; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opdrinken; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
ModifierRelated TranslationsOther Translations
regular dikwijls; doorsnee; fatsoenlijk; frequent; gemiddeld; geregeld; goed geordend; matig; medium; meermaals; menigmaal; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; min; modaal; netjes; niet al te best; onbeduidend; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; vaak; veelvuldig; welgeordend; zwak; zwakjes

Wiktionary Translations for afdoen:


Cross Translation:
FromToVia
afdoen remover; quitar enlever — Déplacer vers le haut.
afdoen perentorio péremptoire — procédure|fr Qui consiste dans la seule allégation de la péremption.