Dutch

Detailed Translations for baan from Dutch to Spanish

baan:

baan [de ~ (m)] noun

  1. de baan (dienstbetrekking; positie; functie; job)
    el empleo; el trabajo
  2. de baan (werkkring; werk; werkplek)
    el empleo; el lugar de trabajo; el círculo laboral
  3. de baan (traject; route; weg; )
    el trayecto; el barrio; el paso; la trayectoria; la calzada; la ronda; el turno; el barrote; la carretera
  4. de baan (straatweg; straat; weg)
    el vía; la carretera; la calzada; la pista; el carril; la órbita
  5. de baan (parcours)
    el recorrido; el circuito
  6. de baan (spoorweg; spoorbaan; spoor; rails)
    la férrea; la vía del tren; la vía de ferrocarriles; el ferrocarril; el vía
  7. de baan (rijbaan; gedeelte van de weg; rijweg; rijstrook)
    el carríl; la vía

Translation Matrix for baan:

NounRelated TranslationsOther Translations
barrio afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg buitenwijk; buurt; centrum; district; handelswijk; nabijheid; plein; sectie; stadsdeel; stadskwartier; stadswijk; vliegreis; vliegtocht; vlucht; wijk; woonwijk
barrote afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg spijl; stijl; stijl van een bed; tralie
calzada afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg buitenweg; dreef; landweg; paadje; pad; rijbaan; rijvlak; rijwegen; trekpad; voetspoor; wegen
carretera afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; straat; straatweg; tournee; traject; weg autoweg; buitenweg; dreef; landweg; paadje; pad; pokerterm voor straat; snelweg; straat; trekpad; verkeersweg
carril baan; straat; straatweg; weg karrenspoor; rijbaan; rijvlak
carríl baan; gedeelte van de weg; rijbaan; rijstrook; rijweg verkeersstrook
circuito baan; parcours circuit; cyclus; kringloop; omgang; ronde doen
círculo laboral baan; werk; werkkring; werkplek arbeidsplaats
empleo baan; dienstbetrekking; functie; job; positie; werk; werkkring; werkplek aanwending; ambacht; arbeid; arbeidsplaats; baantje; bezigheid; dienst; gebruik; hobby; inspanning; inzet; job; karwei; kerkviering; loonarbeid; loonwerk; mis; taak; toepassing; vak; werk; werkgelegenheid; werkzaamheid
ferrocarril baan; rails; spoor; spoorbaan; spoorweg sleep; spoortrein; trein
férrea baan; rails; spoor; spoorbaan; spoorweg
lugar de trabajo baan; werk; werkkring; werkplek arbeidsplaats; arbeidsveld; plek van werken; werkplek; werkterrein; werkvloer
paso afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg bergpas; buitenweg; deur; doorgang; doorloop; doorreis; doortocht; doorvaart; draf; dreef; gang; gang van een paard; gangpad; geul; landweg; paadje; pad; pas; pasje; passage; portiek; schrede; stap; tekenbreedte; toelating; tred; trekpad; vaargeul; voetstap
pista baan; straat; straatweg; weg nummer; piste; pokerterm voor straat; renbaan; straat; wielerbaan
recorrido baan; parcours dagreis; excursie; gang; reis; rit; rondtocht; tocht; toer; tournee; uitstapje
ronda afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg cirkel; kring; omgang; ronde; rondje; tournee
trabajo baan; dienstbetrekking; functie; job; positie ambacht; arbeid; arbeidsplaats; baantje; beroep; bezigheid; broodwinning; gespeel; grote daad; hobby; inspanning; job; karwei; kinderspel; kostwinning; loonarbeid; loonwerk; métier; prestatie; stiel; taak; vak; verrichting; werk; werkzaamheid
trayecto afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg etappe; parcoursetappe; ronde; tochtje; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje
trayectoria afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
turno afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg beurt; cirkel; kring; ronde; rondje; spelletje; tournee
vía baan; gedeelte van de weg; rails; rijbaan; rijstrook; rijweg; spoor; spoorbaan; spoorweg; straat; straatweg; weg aanwijzing; rangeerspoor; rijbaan; rijvlak; spoor; verkeersstrook
vía de ferrocarriles baan; rails; spoor; spoorbaan; spoorweg
vía del tren baan; rails; spoor; spoorbaan; spoorweg
órbita baan; straat; straatweg; weg loopbaan; omloopbaan; oogholte; oogkas; weg van hemellichaam
- betrekking; positie
ModifierRelated TranslationsOther Translations
recorrido afgereisd; bereisd

Related Words for "baan":


Synonyms for "baan":


Related Definitions for "baan":

  1. weg voor sporten1
    • de tennisbaan is gesloten1
  2. werk waarvoor je betaald wordt1
    • zij heeft een baan als verpleegster1
  3. strook van stof of papier1
    • we plakten een baan behang op de muur1

Wiktionary Translations for baan:


Cross Translation:
FromToVia
baan órbita circle — orbit
baan trayectoria course — trajectory of a ball etc.
baan cancha court — place for playing the game of tennis and some other ball games
baan trabajo; empleo; camello; curro; chamba; laburo; talacha; pega job — economic role for which a person is paid
baan órbita orbit — path of one object around another
baan camino; calle; ruta road — a way for travel
baan banda; carril; pista Bahn — in einer bestimmten Länge und Breite vorgegebene Spur für Fahrzeuge
baan órbita Bahn — die Orbitalbahn
baan puesto de trabajo; puesto; plaza; autoridad StelleArbeitsplatz
baan labor Arbeit — Tätigkeit, die erledigt wird, um Geld zu verdienen
baan pasillo; corredor couloir — Passage long et étroit (sens général)
baan empleo emploiusage qu’on fait de quelque chose.
baan función; cargo; oficio; empleo fonction — Activité qui tend à un but précis
baan trabajo job — (familier, fr) Petit emploi, souvent faiblement rémunéré et temporaire.
baan anchura largeurétendue d’une chose considérer d’un de ses côtés à l’autre, par opposition à longueur.
baan servicio; almacén; depósito; cargo; función; oficio; empleo office — Fonction, emploi
baan carretera; pista; calzada; arroyo; camino; vía; ruta routeTraductions à trier suivant le sens.
baan servicio serviceétat, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.
baan trayectoria trajectoire — (mathématiques) ligne décrire par le centre de gravité d’un corps ou d’un système de corps en mouvement.

banen:

banen verb (baan, baant, baande, baanden, gebaand)

  1. banen (vrijmaken; bevrijden; emanciperen; vrijvechten; verlossen)

Conjugations for banen:

o.t.t.
  1. baan
  2. baant
  3. baant
  4. banen
  5. banen
  6. banen
o.v.t.
  1. baande
  2. baande
  3. baande
  4. baanden
  5. baanden
  6. baanden
v.t.t.
  1. heb gebaand
  2. hebt gebaand
  3. heeft gebaand
  4. hebben gebaand
  5. hebben gebaand
  6. hebben gebaand
v.v.t.
  1. had gebaand
  2. had gebaand
  3. had gebaand
  4. hadden gebaand
  5. hadden gebaand
  6. hadden gebaand
o.t.t.t.
  1. zal banen
  2. zult banen
  3. zal banen
  4. zullen banen
  5. zullen banen
  6. zullen banen
o.v.t.t.
  1. zou banen
  2. zou banen
  3. zou banen
  4. zouden banen
  5. zouden banen
  6. zouden banen
diversen
  1. baan!
  2. baant!
  3. gebaand
  4. banende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for banen:

NounRelated TranslationsOther Translations
liberar bevrijden; loslaten
VerbRelated TranslationsOther Translations
liberar banen; bevrijden; emanciperen; verlossen; vrijmaken; vrijvechten amnestie verlenen; bevrijden; bevrijden van belegeraars; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; laten gaan; loskomen; loslaten; losmaken; niet vasthouden; ontsnappen; ontzetten; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; zich bevrijden

Related Words for "banen":


Wiktionary Translations for banen:

banen
verb
  1. zich een weg ~: een pad maken waar er geen was, resoluut doordringen in iets

Related Translations for baan