Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. beraden:


Dutch

Detailed Translations for beraden from Dutch to Spanish

beraden:

beraden verb (beraad, beraadt, beraadde, beraadden, beraden)

  1. beraden (iets overwegen; overdenken; consideren; afwegen)

Conjugations for beraden:

o.t.t.
  1. beraad
  2. beraadt
  3. beraadt
  4. beraden
  5. beraden
  6. beraden
o.v.t.
  1. beraadde
  2. beraadde
  3. beraadde
  4. beraadden
  5. beraadden
  6. beraadden
v.t.t.
  1. heb beraden
  2. hebt beraden
  3. heeft beraden
  4. hebben beraden
  5. hebben beraden
  6. hebben beraden
v.v.t.
  1. had beraden
  2. had beraden
  3. had beraden
  4. hadden beraden
  5. hadden beraden
  6. hadden beraden
o.t.t.t.
  1. zal beraden
  2. zult beraden
  3. zal beraden
  4. zullen beraden
  5. zullen beraden
  6. zullen beraden
o.v.t.t.
  1. zou beraden
  2. zou beraden
  3. zou beraden
  4. zouden beraden
  5. zouden beraden
  6. zouden beraden
diversen
  1. beraad!
  2. beraadt!
  3. beraden
  4. beradend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beraden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
considerar afwegen; beraden; consideren; iets overwegen; overdenken aanmerken; aannemen; afwegen; bedenken; beraadslagen; beschouwen; bespiegelen; considereren; geloven; in overweging nemen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overleggen; overpeinzen; overwegen; peinzen; raad inwinnen; zich beraden

Related Translations for beraden