Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bestuderen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bestuderen from Dutch to Spanish

bestuderen:

bestuderen verb (bestudeer, bestudeert, bestudeerde, bestudeerden, bestudeerd)

  1. bestuderen

Conjugations for bestuderen:

o.t.t.
  1. bestudeer
  2. bestudeert
  3. bestudeert
  4. bestuderen
  5. bestuderen
  6. bestuderen
o.v.t.
  1. bestudeerde
  2. bestudeerde
  3. bestudeerde
  4. bestudeerden
  5. bestudeerden
  6. bestudeerden
v.t.t.
  1. heb bestudeerd
  2. hebt bestudeerd
  3. heeft bestudeerd
  4. hebben bestudeerd
  5. hebben bestudeerd
  6. hebben bestudeerd
v.v.t.
  1. had bestudeerd
  2. had bestudeerd
  3. had bestudeerd
  4. hadden bestudeerd
  5. hadden bestudeerd
  6. hadden bestudeerd
o.t.t.t.
  1. zal bestuderen
  2. zult bestuderen
  3. zal bestuderen
  4. zullen bestuderen
  5. zullen bestuderen
  6. zullen bestuderen
o.v.t.t.
  1. zou bestuderen
  2. zou bestuderen
  3. zou bestuderen
  4. zouden bestuderen
  5. zouden bestuderen
  6. zouden bestuderen
diversen
  1. bestudeer!
  2. bestudeert!
  3. bestudeerd
  4. bestuderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bestuderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
estudiar bekwamen; blokken; leren; studeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
estudiar bestuderen aankijken; aanleren; afwegen; bekijken; beschouwen; blikken; blikken werpen; blokken; considereren; eigen maken; gadeslaan; in overweging nemen; instuderen; leren; oppikken; opsteken; overdenken; overwegen; studeren; toeschouwen; verwerven
examinar bestuderen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
investigar bestuderen aftasten; bevoelen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; overhoren; speuren; testen; toetsen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verkennen; vorsen
- studeren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Synonyms for "bestuderen":


Related Definitions for "bestuderen":

  1. ervoor zorgen dat je er meer over aan de weet komt1
    • de commissie bestudeert het probleem1

Wiktionary Translations for bestuderen:

bestuderen
verb
  1. er een studie over maken

Cross Translation:
FromToVia
bestuderen explorar explore — to examine or investigate something systematically
bestuderen investigar investigate — to inquire into, study
bestuderen estudiar étudier — Traductions à trier suivant le sens