Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. compileren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for compileren from Dutch to Spanish

compileren:

compileren verb (compileer, compileert, compileerde, compileerden, gecompileerd)

  1. compileren

Conjugations for compileren:

o.t.t.
  1. compileer
  2. compileert
  3. compileert
  4. compileren
  5. compileren
  6. compileren
o.v.t.
  1. compileerde
  2. compileerde
  3. compileerde
  4. compileerden
  5. compileerden
  6. compileerden
v.t.t.
  1. heb gecompileerd
  2. hebt gecompileerd
  3. heeft gecompileerd
  4. hebben gecompileerd
  5. hebben gecompileerd
  6. hebben gecompileerd
v.v.t.
  1. had gecompileerd
  2. had gecompileerd
  3. had gecompileerd
  4. hadden gecompileerd
  5. hadden gecompileerd
  6. hadden gecompileerd
o.t.t.t.
  1. zal compileren
  2. zult compileren
  3. zal compileren
  4. zullen compileren
  5. zullen compileren
  6. zullen compileren
o.v.t.t.
  1. zou compileren
  2. zou compileren
  3. zou compileren
  4. zouden compileren
  5. zouden compileren
  6. zouden compileren
en verder
  1. is gecompileerd
  2. zijn gecompileerd
diversen
  1. compileer!
  2. compileert!
  3. gecompileerd
  4. compilerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for compileren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
compilar compileren bijeenzoeken; in het leven roepen; maken; muziek componeren; op bankrekening zetten; scheppen; sparen; vergaren; verzamelen

Wiktionary Translations for compileren:

compileren
verb
  1. (overgankelijk) een opeenstapeling maken, een zo volledig mogelijke verzameling aanleggen, gewoonlijk van geschriften of informatie

Cross Translation:
FromToVia
compileren compilar compile — produce executable