Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. overslaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overslaan from Dutch to Spanish

overslaan:

overslaan verb (sla over, slaat over, sloeg over, sloegen over, overgeslagen)

  1. overslaan
  2. overslaan
    omitir

Conjugations for overslaan:

o.t.t.
  1. sla over
  2. slaat over
  3. slaat over
  4. slaan over
  5. slaan over
  6. slaan over
o.v.t.
  1. sloeg over
  2. sloeg over
  3. sloeg over
  4. sloegen over
  5. sloegen over
  6. sloegen over
v.t.t.
  1. heb overgeslagen
  2. hebt overgeslagen
  3. heeft overgeslagen
  4. hebben overgeslagen
  5. hebben overgeslagen
  6. hebben overgeslagen
v.v.t.
  1. had overgeslagen
  2. had overgeslagen
  3. had overgeslagen
  4. hadden overgeslagen
  5. hadden overgeslagen
  6. hadden overgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal overslaan
  2. zult overslaan
  3. zal overslaan
  4. zullen overslaan
  5. zullen overslaan
  6. zullen overslaan
o.v.t.t.
  1. zou overslaan
  2. zou overslaan
  3. zou overslaan
  4. zouden overslaan
  5. zouden overslaan
  6. zouden overslaan
en verder
  1. ben overgeslagen
  2. bent overgeslagen
  3. is overgeslagen
  4. zijn overgeslagen
  5. zijn overgeslagen
  6. zijn overgeslagen
diversen
  1. sla over!
  2. slaat over!
  3. overgeslagen
  4. overslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
omitir overslaan verzaken; verzuimen
pasar por alto overslaan achterhouden; iets mislopen; mislopen; missen; over het hoofd zien; overheen springen; overspringen; verhelen; verzwijgen; voorbijzien; weglaten

Wiktionary Translations for overslaan:


Cross Translation:
FromToVia
overslaan saltear skip — To omit or disregard intermediate items or stages