Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. te werk gaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for te werk gaan from Dutch to Spanish

te werk gaan:

te werk gaan verb (ga te werk, gaat te werk, ging te werk, gingen te werk, te werk gegaan)

  1. te werk gaan (werken; opereren; manipuleren; )

Conjugations for te werk gaan:

o.t.t.
  1. ga te werk
  2. gaat te werk
  3. gaat te werk
  4. gaan te werk
  5. gaan te werk
  6. gaan te werk
o.v.t.
  1. ging te werk
  2. ging te werk
  3. ging te werk
  4. gingen te werk
  5. gingen te werk
  6. gingen te werk
v.t.t.
  1. ben te werk gegaan
  2. bent te werk gegaan
  3. is te werk gegaan
  4. zijn te werk gegaan
  5. zijn te werk gegaan
  6. zijn te werk gegaan
v.v.t.
  1. was te werk gegaan
  2. was te werk gegaan
  3. was te werk gegaan
  4. waren te werk gegaan
  5. waren te werk gegaan
  6. waren te werk gegaan
o.t.t.t.
  1. zal te werk gaan
  2. zult te werk gaan
  3. zal te werk gaan
  4. zullen te werk gaan
  5. zullen te werk gaan
  6. zullen te werk gaan
o.v.t.t.
  1. zou te werk gaan
  2. zou te werk gaan
  3. zou te werk gaan
  4. zouden te werk gaan
  5. zouden te werk gaan
  6. zouden te werk gaan
diversen
  1. ga te werk!
  2. gat te werk!
  3. te werk gegaan
  4. te werk gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for te werk gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
proceder gebaar; geste
VerbRelated TranslationsOther Translations
proceder handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit
trabajar handelen; leven; manipuleren; opereren; optreden; procederen; te werk gaan; werken arbeiden; optreden; performen; spelen; werken

Wiktionary Translations for te werk gaan:


Cross Translation:
FromToVia
te werk gaan operar opéreraccomplir une œuvre, produire un effet.

Related Translations for te werk gaan