Summary


Dutch

Detailed Translations for uitloten from Dutch to Spanish

uitloten:

uitloten verb (loot uit, lootte uit, lootten uit, uitgeloot)

  1. uitloten

Conjugations for uitloten:

o.t.t.
  1. loot uit
  2. loot uit
  3. loot uit
  4. loten uit
  5. loten uit
  6. loten uit
o.v.t.
  1. lootte uit
  2. lootte uit
  3. lootte uit
  4. lootten uit
  5. lootten uit
  6. lootten uit
v.t.t.
  1. ben uitgeloot
  2. bent uitgeloot
  3. is uitgeloot
  4. zijn uitgeloot
  5. zijn uitgeloot
  6. zijn uitgeloot
v.v.t.
  1. was uitgeloot
  2. was uitgeloot
  3. was uitgeloot
  4. waren uitgeloot
  5. waren uitgeloot
  6. waren uitgeloot
o.t.t.t.
  1. zal uitloten
  2. zult uitloten
  3. zal uitloten
  4. zullen uitloten
  5. zullen uitloten
  6. zullen uitloten
o.v.t.t.
  1. zou uitloten
  2. zou uitloten
  3. zou uitloten
  4. zouden uitloten
  5. zouden uitloten
  6. zouden uitloten
diversen
  1. loot uit!
  2. loot uit!
  3. uitgeloot
  4. uitlotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitloten:

NounRelated TranslationsOther Translations
seleccionar selecteren; uitzoeken
VerbRelated TranslationsOther Translations
elegir uitloten kiezen; selectie toepassen; stemmen; uitverkiezen; verkiezen; zijn stem uitbrengen
escoger uitloten kiezen; stemmen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden; zijn stem uitbrengen
excluir por sorteo uitloten
rifar uitloten inloten; loten; verloten
seleccionar uitloten arrangeren; groeperen; indelen; kiezen; ordenen; orderverzamelen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; systematiseren; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; ziften
sortear uitloten arrangeren; groeperen; indelen; inloten; loten; mijden; omzeilen; ontlopen; ontwijken; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; systematiseren; uit de weg gaan; uitwijken voor iets; uitzoeken; verloten; vermijden