Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verbrokkelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verbrokkelen from Dutch to Spanish

verbrokkelen:

verbrokkelen verb (verbrokkel, verbrokkelt, verbrokkelde, verbrokkelden, verbrokkeld)

  1. verbrokkelen (verkruimelen)

Conjugations for verbrokkelen:

o.t.t.
  1. verbrokkel
  2. verbrokkelt
  3. verbrokkelt
  4. verbrokkelen
  5. verbrokkelen
  6. verbrokkelen
o.v.t.
  1. verbrokkelde
  2. verbrokkelde
  3. verbrokkelde
  4. verbrokkelden
  5. verbrokkelden
  6. verbrokkelden
v.t.t.
  1. heb verbrokkeld
  2. hebt verbrokkeld
  3. heeft verbrokkeld
  4. hebben verbrokkeld
  5. hebben verbrokkeld
  6. hebben verbrokkeld
v.v.t.
  1. had verbrokkeld
  2. had verbrokkeld
  3. had verbrokkeld
  4. hadden verbrokkeld
  5. hadden verbrokkeld
  6. hadden verbrokkeld
o.t.t.t.
  1. zal verbrokkelen
  2. zult verbrokkelen
  3. zal verbrokkelen
  4. zullen verbrokkelen
  5. zullen verbrokkelen
  6. zullen verbrokkelen
o.v.t.t.
  1. zou verbrokkelen
  2. zou verbrokkelen
  3. zou verbrokkelen
  4. zouden verbrokkelen
  5. zouden verbrokkelen
  6. zouden verbrokkelen
diversen
  1. verbrokkel!
  2. verbrokkelt!
  3. verbrokkeld
  4. verbrokkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verbrokkelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
atomizar verbrokkelen; verkruimelen
deshacerse verbrokkelen; verkruimelen afrotten; brokkelen; desintegreren; in elkaar storten; kruimelen; ten gronde gaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vergaan; verkommeren; vervallen
desmigajar verbrokkelen; verkruimelen
desmigar verbrokkelen; verkruimelen
migar verbrokkelen; verkruimelen

Wiktionary Translations for verbrokkelen:


Cross Translation:
FromToVia
verbrokkelen desmenuzarse; desmoronarse; desmigajarse crumble — to fall apart