Dutch

Detailed Translations for aangezien from Dutch to French

aangezien:


Translation Matrix for aangezien:

AdverbRelated TranslationsOther Translations
- daar
ConjunctionRelated TranslationsOther Translations
- omdat
ModifierRelated TranslationsOther Translations
attendu que aangezien; daar; omdat; vermits
comme aangezien; daar; vermits analoog; doordat; eender; eenvormig; evenzo; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkaardig; gelijkslachtig; gelijksoortig; hetzelfde; identiek; in overeenstemming met; naar; net als; net zo; omdat; soortgelijk; zoals; zowel als
même aangezien; daar; vermits analoog; eender; eenvormig; exact hetzelfde; geheel gelijk; gelijk; gelijkaardig; gelijkslachtig; gelijksoortig; hetzelfde; identiek; ikzelf; net zo; soortgelijk; zelf; zelfde; zelfs; zelve; zowaar
même si aangezien; daar; vermits
puisque aangezien; daar; omdat; vermits doordat; immers
vu que aangezien; daar; omdat; vermits
étant donné que aangezien; daar; vermits

Related Words for "aangezien":

  • aangeziene

Synonyms for "aangezien":


Related Definitions for "aangezien":

  1. het woord noemt een reden1
    • aangezien ik moe ben, ga ik nu slapen1

Wiktionary Translations for aangezien:

aangezien
conjunction
  1. geeft onderschikkend een reden aan
aangezien
  1. -
conj
  1. Sert à marquer la raison de ce qu’on a dit, le motif de ce qu’on a fait, la cause d’un événement.
conjunction
  1. Marquer une cause, un motif, une raison.

Cross Translation:
FromToVia
aangezien car; parce que because — by or for the cause that; on this account that; for the reason that
aangezien puisque; vu que; étant donné que since — because

aanzien:

aanzien [het ~] noun

  1. het aanzien (niveau; achting)
    la réputation; la notoriété; la considération; la renommée; le prestige
  2. het aanzien (prestige; status; achtbaarheid)
    le statut; l'état; le prestige; la considération; la respectabilité
  3. het aanzien (allure)
    l'apparence; l'allure; l'air; l'aspect
  4. het aanzien (exterieur)
    l'extérieur; l'apparence; l'air; la mine; l'aspect
  5. het aanzien (eminentie; grootheid; verhevenheid; )
    la supériorité; la grandeur; l'excellence
  6. het aanzien (uiterlijk; verschijning; voorkomen; )
    l'apparence; l'allure; la forme; la figure; la mine; l'aspect; l'air; le physique; l'extérieur

aanzien verb (zie aan, ziet aan, zag aan, zagen aan, aangezien)

  1. aanzien (aankijken; aanblikken)
    regarder; jeter les yeux sur; jeter un regard; jeter un coup d'oeil sur
    • regarder verb (regarde, regardes, regardons, regardez, )

Conjugations for aanzien:

o.t.t.
  1. zie aan
  2. ziet aan
  3. ziet aan
  4. zien aan
  5. zien aan
  6. zien aan
o.v.t.
  1. zag aan
  2. zag aan
  3. zag aan
  4. zagen aan
  5. zagen aan
  6. zagen aan
v.t.t.
  1. heb aangezien
  2. hebt aangezien
  3. heeft aangezien
  4. hebben aangezien
  5. hebben aangezien
  6. hebben aangezien
v.v.t.
  1. had aangezien
  2. had aangezien
  3. had aangezien
  4. hadden aangezien
  5. hadden aangezien
  6. hadden aangezien
o.t.t.t.
  1. zal aanzien
  2. zult aanzien
  3. zal aanzien
  4. zullen aanzien
  5. zullen aanzien
  6. zullen aanzien
o.v.t.t.
  1. zou aanzien
  2. zou aanzien
  3. zou aanzien
  4. zouden aanzien
  5. zouden aanzien
  6. zouden aanzien
diversen
  1. zie aan!
  2. ziet aan!
  3. aangezien
  4. aanzienende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanzien:

NounRelated TranslationsOther Translations
air aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm deun; deuntje; manier van kijken; melodie; wijs; wijsje
allure aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm air; draf; gang van een paard; gezwindheid; in volle vaart; kwiekheid; rapheid; rapiditeit; rijsnelheid; schielijkheid; snelheid; tempo; tred; vaart; vlotheid; vlugheid
apparence aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; air; buitenkant; dekmantel; façade; gedaante; iemand zijn uiterlijk; illusie; masker; schijn; schijngestalte; uiterlijk; uiterlijke schijn; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm; weergave
aspect aangezicht; aanzien; allure; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aanblik; aangezicht; aspect; buitenkant; facet; gedaante; iemand zijn uiterlijk; opzicht; schim; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
considération aanzien; achtbaarheid; achting; niveau; prestige; status aanbidden; achting; afwegen; afweging; beraad; bespiegeling; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; gepeins; hoogachting; inachtneming; meditatie; ontzag; ontzien; overdenking; overdenking met commentaar; overpeinzing; overwegen; overweging; respect; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
excellence aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid kostelijkheid; perfectie; uitnemendheid; uitstekendheid; volkomenheid; volmaaktheid; voortreffelijkheid
extérieur aangezicht; aanzien; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; buitenkant; buitenste; buitenzijde; gedaante; iemand zijn uiterlijk; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
figure aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; figuur; gedaante; gelaat; gezicht; lichaamslijn; personage; postuur; schim; silhouet; uiterlijk; verschijning
forme aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm afgieting; afgietsel; belijdenis; conditie; drukvorm; figuur; gedaante; gietmal; gietsel; gietvorm; in vorm zijn; leest; lichaamslijn; mal; matrijs; matrix; modelvorm; moedervorm; postuur; schim; schoenleest; shape; silhouet; uiterlijk; verschijning; vorm; vormsel
grandeur aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid gelukzaligheid; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid
mine aangezicht; aanzien; buitenkant; exterieur; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm groeve; mijn; mijngroeve
notoriété aanzien; achting; niveau faam; naam; reputatie; roep; ruchtbaarheid
physique aangezicht; aanzien; buitenkant; gedaante; gelaat; type; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm aangezicht; buitenkant; constitutie; figuur; fysica; gedaante; iemand zijn uiterlijk; lichaamsbouw; natuurkunde; postuur; uiterlijk; verschijning; vertoon; voorkomen; vorm
prestige aanzien; achtbaarheid; achting; niveau; prestige; status faam; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; naam; reputatie; roep
renommée aanzien; achting; niveau befaamdheid; beroemdheid; naamsbekendheid; roem
respectabilité aanzien; achtbaarheid; prestige; status achtbaarheid; achtenswaardigheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid
réputation aanzien; achting; niveau bekendheid; eer; eergevoel; faam; naam; reputatie; reputaties; roep; trots
statut aanzien; achtbaarheid; prestige; status aanwijzing; beschikbaarheid; betalingsstatus; goedkeuringsstatus; handvest; online status; richtlijn; status; statuut
supériorité aanzien; edel; eminentie; grootheid; hoogheid; verheffing; verhevenheid force majeure; overmacht; overwicht; superioriteit; uit de hoogte doen; uitnemendheid; verhevenheid; voortreffelijkheid
état aanzien; achtbaarheid; prestige; status conditie; gesteldheid; land; natie; positie; rijk; staat; status; toestand
VerbRelated TranslationsOther Translations
jeter les yeux sur aanblikken; aankijken; aanzien
jeter un coup d'oeil sur aanblikken; aankijken; aanzien een blik werpen; inkijken; inzien
jeter un regard aanblikken; aankijken; aanzien blikken; blikken werpen
regarder aanblikken; aankijken; aanzien aangaan; aankijken; aanschouwen; bekijken; betreffen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; inkijken; inspecteren; inzien; kijken; kijken naar; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; raken; schouwen; slaan op; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; zien
ModifierRelated TranslationsOther Translations
extérieur buitenlands; extern; uit een vreemd land; uiterlijk; uitwendig; uitwonend
physique conditioneel; fysiek; fysieke gesteldheid betreffend; fysisch; lijfelijk; natuurkundig; sensueel; wulps; zinlijk; zinnelijk

Synonyms for "aanzien":


Related Definitions for "aanzien":

  1. bekijken1
    • hij zag Tina voor iemand anders aan1
  2. er rustig naar kijken en nog niets doen1
    • we zullen het nog even aanzien voor we maatregelen nemen1
  3. hoe het eruitziet1
    • deze straat heeft een ander aanzien gekregen1

Wiktionary Translations for aanzien: