Dutch

Detailed Translations for beslist from Dutch to French

beslist:

beslist adj

  1. beslist (gedecideerd; vastberaden; besluitvaardig; kordaat; resoluut)
  2. beslist (stellig; zeker; absoluut; ronduit)
  3. beslist (kordaat; krachtig; doortastend; ferm; krachtdadig)
  4. beslist (vast en zeker; zeker; ongetwijfeld; geheid)
  5. beslist (waarlijk; echt; zeker; )
  6. beslist (waarlijk; vast en zeker; zeker; )
  7. beslist (ongetwijfeld; zeker; vast en zeker; )
  8. beslist (heel zeker)

Translation Matrix for beslist:

NounRelated TranslationsOther Translations
complet kostuum; maatpak; pak
crâne cranium; doodshoofd; hersenen; hersenpan; hersens; schedel
ferme boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; boerenhuis; boerenwoning; dakstoel; hoeve
juste eerlijke; rechtschapene; rechtvaardige
parfait consumptie-ijs; consumptieijsjes; ijs; ijsje; ijsjes; roomijs
réel real; realiteit; werkelijkheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
complet beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker algeheel; compleet; foutloos; gaaf; gehele; heel; helemaal; intact; integraal; kompleet; perfect; plenair; totaal; uitverkocht; volgeboekt; volkomen; volledig; volleerd; volmaakt; volslagen; voltallig
efficace beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig aantrekkelijk; afdoend; beproefd; beslissend; deugdelijk; doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; opperbest; overtuigend; probaat
réel absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker daadwerkelijk; echte; eerlijk; feitelijk; fideel; in feite; in werkelijkheid; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; trouwhartig; werkelijk; werkelijke
- absoluut; volkomen; volstrekt
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- ongetwijfeld
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
entier geheel getal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
agissant beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig actief; bedrijvig; bezig; druk; fungerend; handelend
assuré beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker assertief; ingedekt; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; stoutmoedig; verzekerd; vrijmoedig; vrijpostig; zelfbewust; zelfverzekerd; zonder angst
assurément beslist; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker absoluut; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
avec fermeté beslist; besluitvaardig; gedecideerd; kordaat; resoluut; vastberaden vastbesloten
brave beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; dapper; gemoedelijk; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; heldhaftig; heroïsch; hulpvaardig; joviaal; kloek; mild; moedig; onverschrokken; plezierig; stout; stoutmoedig; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
catégorique absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker absoluut; afdoend; beslissend; onvoorwaardelijk; overtuigend; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
catégoriquement absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker absoluut; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
certain absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heel zeker; heus; ongetwijfeld; reëel; ronduit; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker absoluut; definitief; onafwendbaar; onherroepelijk; onontkoombaar; onvermijdelijk; onvoorwaardelijk; permanent; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vastgesteld; vaststaand; volstrekt; zeker
certainement absoluut; beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; ronduit; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker 'tuurlijk; absoluut; allicht; bepaald wel; bijgevolg; dus; jazeker; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; onvoorwaardelijk; onweerlegbaar; pertinent; ten enenmale; uiteraard; vanzelfsprekend; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; waarlijk; zeker; zonder twijfel
certes beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; uiteraard; vanzelfsprekend; waarlijk; zeker; zonder twijfel
crâne beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig
de façon décidée beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig
décidé beslist; besluitvaardig; doortastend; ferm; gedecideerd; kordaat; krachtdadig; krachtig; resoluut; vastberaden absoluut; dapper; ferm; flink; kordaat; moedig; moreel sterk; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onvoorwaardelijk; pertinent; standvastig; stoutmoedig; ten enenmale; vast en zeker; vastbesloten; vaststaand; volstrekt; vrijmoedig; vrijpostig; zeker
déterminé beslist; besluitvaardig; gedecideerd; kordaat; resoluut; vastberaden bepaald; een zekere; gedetermineerd; vastbesloten
effectif absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker doelmatig; doeltreffend; effectief; efficiënt; krachtig; met een krachtige uitwerking
effectivement absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker 'tuurlijk; allicht; bijgevolg; daadwerkelijk; dus; echt; effectief; heus; inderdaad; jawel; jazeker; logisch; metterdaad; natuurlijk; onontkomelijk; reëel; uiteraard; vanzelfsprekend; voorwaar; waar; waarachtig; waarlijk; warempel; werkelijk; zeker; zonder twijfel
en vérité beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker daadwerkelijk; echt; effectief; feitelijk; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; reëel; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
entier beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker algeheel; allemaal; alles; breukvrij; compleet; gaaf; gehele; heel; heelhuids; hele; helemaal; intact; kompleet; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt; totaal; volkomen; volledig; volslagen
expéditif beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig voortvarend
ferme absoluut; beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig; ronduit; stellig; zeker absoluut; dapper; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; fier; fiks; flink; fysiek sterk; geanimeerd; glorieus; groots; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; moedig; moreel sterk; onvoorwaardelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; pertinent; prat; solide; standvastig; sterk; stevig; ten enenmale; trots; vast en zeker; vastbesloten; vasthoudend; vaststaand; vief; vol energie; vol fut; volhardend; volstrekt; zeker
hardi beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig brutaal; dapper; doldriest; gedurfd; gewaagd; halsbrekend; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kranig; lichtzinnig; manhaftig; manmoedig; moedig; niet beschroomd; onbeducht; onbeschroomd; onbevangen; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; overmoedig; pikant; roekeloos; stout; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig
intrépide beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig brutaal; dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; koelbloedig; moedig; niet beschroomd; onbeschroomd; onversaagd; onverschrokken; stout; stoutmoedig; vrijmoedig; vrijpostig; zonder vrees
juste beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker aannemelijk; braaf; chagrijnig; correct; daarnet; degelijk; eerlijk; eng; fair; geconcentreerd; gefundeerd; gegrond; geldig; goed; grondig; ingespannen; integer; juist; kloppend; knorrig; korzelig; krap; krek; logisch; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; net; nog maar; nors; nurks; onbesproken; onkreukbaar; op goede gronden steunend; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; solide; steekhoudend; strak; ternauwernood; uitgerekend; valabel; valide; van sterk gehalte; verdiept; waar; zojuist; zonet; zorgvuldig
mais si! beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker
parfait beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker akkoord; briljant; excellent; fantastisch; foutloos; gaaf; gelikt; geweldig; grandioos; groots; ideaal; in orde; magnifiek; mee eens; onaangetast; patent; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; puik; puntgaaf; schitterend; subliem; superbe; tiptop; uitgelezen; uitgezocht; uitmuntend; uitnemend; uitstekend; volleerd; volmaakt; voortreffelijk
positif beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker aangenaam; bevorderlijk; dienstig; fijn; gunstig; lekker; positief; prettig; tot nut
réellement absoluut; beslist; echt; geheid; gewis; heus; reëel; ronduit; stellig; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker daadwerkelijk; echt; eerlijk; effectief; feitelijk; fideel; heus; in feite; in werkelijkheid; metterdaad; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; trouwhartig; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
résolu beslist; doortastend; ferm; kordaat; krachtdadig; krachtig belicht; beschenen; bijgelicht; dapper; doelbewust; doortastend; drastisch; energiek; ferm; flink; helder geworden; koelbloedig; kordaat; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; onverschrokken; opgehelderd; opgelost; opgetrokken; standvastig; vastbesloten; verhelderd; verlicht; vol energie
sans doute beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker 'tuurlijk; absoluut; allicht; bijgevolg; dus; logisch; natuurlijk; onontkomelijk; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; uiteraard; vanzelfsprekend; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker; zonder twijfel
sûr beslist; doortastend; feitelijk; ferm; geheid; gewis; heus; kordaat; krachtdadig; krachtig; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker absoluut; bekend; mondig; onvoorwaardelijk; pertinent; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; veilig; vertrouwd; volstrekt; voor zichzelf opkomend; zeker
sûrement absoluut; beslist; ronduit; stellig; zeker bepaald wel
vraiment beslist; echt; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker echt; eerlijk; effectief; eigenlijk; fideel; heus; inderdaad; jawel; jazeker; metterdaad; openhartig; oprecht; reëel; rondborstig; trouwhartig; voorwaar; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
véridique beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker echt; eerlijk; fideel; heus; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig; voorwaar; waar; waarachtig; waarheidsgetrouw; werkelijk
véridiquement beslist; feitelijk; geheid; gewis; heus; ongetwijfeld; reëel; stellig; vast; vast en zeker; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker echt; eerlijk; fideel; heus; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig; voorwaar; waar; waarachtig

Related Words for "beslist":


Synonyms for "beslist":


Antonyms for "beslist":


Related Definitions for "beslist":

  1. zonder beperkingen, helemaal1
    • het is beslist waar1
  2. zeker dat het juist is1
    • hij gaf een beslist antwoord1

Wiktionary Translations for beslist:

beslist
Cross Translation:
FromToVia
beslist sans nul doute; sûrement; certainement; sans aucun doute certainly — without doubt, surely
beslist certainement; évidemment; pour sûr; bien sûr certainly — emphatic affirmative answer
beslist ferme; décidé; décidée decisive — marked by promptness and decision

beslist form of beslissen:

beslissen verb (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)

  1. beslissen (besluiten)
    décider; conclure; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; stopper; prendre fin
    • décider verb (décide, décides, décidons, décidez, )
    • conclure verb (conclus, conclut, concluons, concluez, )
    • finir verb (finis, finit, finissons, finissez, )
    • arrêter verb (arrête, arrêtes, arrêtons, arrêtez, )
    • terminer verb (termine, termines, terminons, terminez, )
    • stopper verb (stoppe, stoppes, stoppons, stoppez, )

Conjugations for beslissen:

o.t.t.
  1. beslis
  2. beslist
  3. beslist
  4. beslissen
  5. beslissen
  6. beslissen
o.v.t.
  1. besliste
  2. besliste
  3. besliste
  4. beslisten
  5. beslisten
  6. beslisten
v.t.t.
  1. heb beslist
  2. hebt beslist
  3. heeft beslist
  4. hebben beslist
  5. hebben beslist
  6. hebben beslist
v.v.t.
  1. had beslist
  2. had beslist
  3. had beslist
  4. hadden beslist
  5. hadden beslist
  6. hadden beslist
o.t.t.t.
  1. zal beslissen
  2. zult beslissen
  3. zal beslissen
  4. zullen beslissen
  5. zullen beslissen
  6. zullen beslissen
o.v.t.t.
  1. zou beslissen
  2. zou beslissen
  3. zou beslissen
  4. zouden beslissen
  5. zouden beslissen
  6. zouden beslissen
diversen
  1. beslis!
  2. beslist!
  3. beslist
  4. beslissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beslissen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arrêter aborteren; stilhouden; stoppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arrêter beslissen; besluiten aanhouden; afhouden; aflaten; afsluiten; afzetten; arresteren; beletten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gesprek beëindigen; gevangennemen; halt houden; in hechtenis nemen; inrekenen; opgeven; ophouden; oppakken; remmen; staken; stelpen; stillen; stilstaan; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; tot stilstand komen; uitdoen; uitmaken; uitschakelen; uitscheiden; uitzetten; vatten; vertragen; weerhouden
conclure beslissen; besluiten afkrijgen; afleiden; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; concluderen; deduceren; een einde maken aan; een gevolgtrekking maken; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; laatste gedeelte afmaken; naar einde toewerken; ophouden; opmaken uit; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
décider beslissen; besluiten
finir beslissen; besluiten afdoen; afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; fiksen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen; voorbijgaan; vreten
mettre fin à beslissen; besluiten afkrijgen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; stoppen; volbrengen; volmaken; voltooien
prendre fin beslissen; besluiten afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; klaarkrijgen; klaarmaken; ophouden; stoppen; ten einde lopen; uitraken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
stopper beslissen; besluiten afhouden; aflopen; afsluiten; afzetten; beletten; beëindigen; dwarsbomen; dwarsliggen; een einde maken aan; eindigen; ervanaf houden; halt houden; halthouden; ophouden; remmen; stilzetten; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen; tot stilstand brengen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; weerhouden
terminer beslissen; besluiten afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; ophouden; regelen; stoppen; ten einde dragen; teneindelopen; uitdragen; uitdrinken; uitkrijgen; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; volbrengen; voldragen; volmaken; voltooien; voorbijgaan
- bepalen; besluiten; uitmaken; vaststellen

Synonyms for "beslissen":


Related Definitions for "beslissen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • de directie beslist wie de baan krijgt1

Wiktionary Translations for beslissen:

beslissen
verb
  1. vaststellen wat er gaat gebeuren
beslissen
Cross Translation:
FromToVia
beslissen décider decide — to resolve or settle