Dutch

Detailed Translations for afboenen from Dutch to French

afboenen:

afboenen verb

  1. afboenen (schrobben; boenen; schoonboenen; afschrobben; schoonschrobben)
    frotter; décrasser; faire briller; frotter de; nettoyer; essuyer; astiquer; laver; cirer; laver à grande eau
    • frotter verb (frotte, frottes, frottons, frottez, )
    • décrasser verb (décrasse, décrasses, décrassons, décrassez, )
    • frotter de verb
    • nettoyer verb (nettoie, nettoies, nettoyons, nettoyez, )
    • essuyer verb (essuie, essuies, essuyons, essuyez, )
    • astiquer verb (astique, astiques, astiquons, astiquez, )
    • laver verb (lave, laves, lavons, lavez, )
    • cirer verb (cire, cires, cirons, cirez, )

Translation Matrix for afboenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
astiquer afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; uitwrijven; wrijven
cirer afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben in de was zetten; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven
décrasser afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben
essuyer afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben afstrijken; afvegen; afwissen; dweilen; lepel afstrijken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
faire briller afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben gladmaken; gladwrijven; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven
frotter afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben aanmaken; aansteken; afschuren; afstrijken; gladmaken; gladwrijven; krassen; lepel afstrijken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raspen; schaven; schuren; wrijven; zich krabben
frotter de afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben
laver afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben afspoelen; dechargeren; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; onschuldig verklaren; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; schoonwassen; uitwassen; vrijpleiten; vrijspreken; wassen; zuiveren
laver à grande eau afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben afspoelen; dweilen; omspoelen met water; uitspoelen; uitwassen; wassen
nettoyer afboenen; afschrobben; boenen; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben afdekken; afnemen; afruimen; afstoffen; bergen; dweilen; in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; knaphouden; kuisen; loskrijgen; losmaken; lostornen; louteren; nethouden; opdweilen; opruimen; opschonen; reinigen; schoon maken; schoonhouden; schoonmaken; schoonpoetsen; stoffen; tornen; uithalen; uittrekken; zuiveren