Summary


Dutch

Detailed Translations for afsteken from Dutch to French

afsteken:

afsteken verb (steek af, steekt af, stak af, staken af, afgestoken)

  1. afsteken (opvallen; uitsteken; uitspringen; eruit springen; in het oog lopen)
    étaler; contraster; se faire valoir; se pavaner
    • étaler verb (étale, étales, étalons, étalez, )
    • contraster verb (contraste, contrastes, contrastons, contrastez, )
    • se pavaner verb
  2. afsteken (afvaren; wegvaren)
    partir; décamper; faire bagage; contraster; prendre la mer; s'en aller
    • partir verb (pars, part, partons, partez, )
    • décamper verb (décampe, décampes, décampons, décampez, )
    • contraster verb (contraste, contrastes, contrastons, contrastez, )
    • s'en aller verb

Conjugations for afsteken:

o.t.t.
  1. steek af
  2. steekt af
  3. steekt af
  4. steken af
  5. steken af
  6. steken af
o.v.t.
  1. stak af
  2. stak af
  3. stak af
  4. staken af
  5. staken af
  6. staken af
v.t.t.
  1. ben afgestoken
  2. bent afgestoken
  3. is afgestoken
  4. zijn afgestoken
  5. zijn afgestoken
  6. zijn afgestoken
v.v.t.
  1. was afgestoken
  2. was afgestoken
  3. was afgestoken
  4. waren afgestoken
  5. waren afgestoken
  6. waren afgestoken
o.t.t.t.
  1. zal afsteken
  2. zult afsteken
  3. zal afsteken
  4. zullen afsteken
  5. zullen afsteken
  6. zullen afsteken
o.v.t.t.
  1. zou afsteken
  2. zou afsteken
  3. zou afsteken
  4. zouden afsteken
  5. zouden afsteken
  6. zouden afsteken
diversen
  1. steek af!
  2. steekt af!
  3. afgestoken
  4. afstekende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afsteken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
contraster afsteken; afvaren; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken; wegvaren aftekenen; contrasteren
décamper afsteken; afvaren; wegvaren de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; zich uit de voeten maken; zich wegscheren
faire bagage afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
partir afsteken; afvaren; wegvaren aanbreken; aanvangen; afreizen; aftreden; beginnen; bezwijken; doodgaan; een begin nemen; gaan; heengaan; inslapen; lopend weggaan; omkomen; opbreken; opstappen; overlijden; smeren; sneuvelen; starten; sterven; terugtrekken; uittreden; uitzeilen; vallen; van start gaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvallen; zich begeven
prendre la mer afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; afvaren; heengaan; uitvaren; van wal gaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
s'en aller afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; aftreden; de plaat poetsen; deserteren; ervandoor gaan; gaan; heengaan; hem smeren; het leger ontvluchten; inrukken; lopend weggaan; opbreken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; opstappen; smeren; terugtrekken; uittreden; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; zich uit de voeten maken
se faire valoir afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken zich doen gelden
se pavaner afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met
étaler afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken etaleren; exposeren; geuren; klaar leggen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; pralen; pronken; rondstrooien; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitdijen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitstallen; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; vertonen; voor ogen brengen

Wiktionary Translations for afsteken:

afsteken
verb
  1. Traductions à vérifier et à trier

Related Translations for afsteken