Dutch

Detailed Translations for box from Dutch to French

box:

box [de ~ (m)] noun

  1. de box (opbergruimte)
    le box; la boîte; la cage; le poulailler; le carton; le boîtier; le débarras; la niche; le taudis; la volière
  2. de box (babybox)

Translation Matrix for box:

NounRelated TranslationsOther Translations
box box; opbergruimte paardenstal
boîte box; opbergruimte bajes; bak; blik; blikje; buitenkant; bus; doos; emballage; gevangenis; huls; kistje; kratje; lik; nor; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; pakje; pakket; petoet; postpakket; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats; trommel; verpakking
boîtier box; opbergruimte
cage box; opbergruimte dierenverblijfplaats; hok; kooi; kooitje; nestkastje; vogelhuisje; vogelkooi; vogelkooitje
carton box; opbergruimte bierviltje; bordpapier; buitenkant; doos; emballage; huls; karton; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; pakje; pakket; postpakket; verpakking
débarras box; opbergruimte berghok; berghokken; berging; bergingen; bergruimte; hokken; rommelkamer; rommelkamertjes
niche box; opbergruimte berghok; berging; bergruimte; dierenverblijfplaats; guitenstreek; hok; hok van een hond; hol; holle ruimte; holte; hondenhok; muurnis; niche; nis; poets; schelmstuk; streek; uitholling
parc pour bébés babybox; box
poulailler box; opbergruimte hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; kippenloop; kippenren; pluimveehok; ren
taudis box; opbergruimte berghok; berging; bergruimte; hutje; kavalje; kot; krot; krotwoning; ruïne; vervallen gebouw
volière box; opbergruimte kooi; kooitje; vogelhuisje; vogelkooi; vogelkooitje; volière

Related Words for "box":


Wiktionary Translations for box:

box
noun
  1. Compartiment d’un casier

Cross Translation:
FromToVia
box parc à bébé; parc pour bébé playpen — space for children to play
box baffle; haut-parleur speaker — loudspeaker