Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inpersen:


Dutch

Detailed Translations for inpersen from Dutch to French

inpersen:

inpersen verb (pers in, perst in, perste in, persten in, ingeperst)

  1. inpersen
    presser; comprimer
    • presser verb (presse, presses, pressons, pressez, )
    • comprimer verb (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )

Conjugations for inpersen:

o.t.t.
  1. pers in
  2. perst in
  3. perst in
  4. persen in
  5. persen in
  6. persen in
o.v.t.
  1. perste in
  2. perste in
  3. perste in
  4. persten in
  5. persten in
  6. persten in
v.t.t.
  1. heb ingeperst
  2. hebt ingeperst
  3. heeft ingeperst
  4. hebben ingeperst
  5. hebben ingeperst
  6. hebben ingeperst
v.v.t.
  1. had ingeperst
  2. had ingeperst
  3. had ingeperst
  4. hadden ingeperst
  5. hadden ingeperst
  6. hadden ingeperst
o.t.t.t.
  1. zal inpersen
  2. zult inpersen
  3. zal inpersen
  4. zullen inpersen
  5. zullen inpersen
  6. zullen inpersen
o.v.t.t.
  1. zou inpersen
  2. zou inpersen
  3. zou inpersen
  4. zouden inpersen
  5. zouden inpersen
  6. zouden inpersen
en verder
  1. is er ingeperst
diversen
  1. pers in!
  2. perst in!
  3. ingeperst
  4. inpersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inpersen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
comprimer inpersen comprimeren; fijndrukken; insnoeren; kleiner maken; klemmen; knellen; omklemmen; platdrukken; platmaken; pletten; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen
presser inpersen aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; omwoelen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden