Dutch

Detailed Translations for luister from Dutch to French

luister:

luister [de ~ (m)] noun

  1. de luister (praal; pracht; glans; pronk)
    la splendeur; la magnificence; le faste; le lustre; l'apparat; la pompe
  2. de luister (schitteren; glans)
    l'éclat; le lustre; la lueur; l'étincellement; le scintillement

Translation Matrix for luister:

NounRelated TranslationsOther Translations
apparat glans; luister; praal; pracht; pronk ceremonie; omhaal; plechtigheid; plichtpleging; processie; staatsie; stoet
faste glans; luister; praal; pracht; pronk weidsheid
lueur glans; luister; schitteren deemstering; flakkering; flikkering; geflikker; glans; glimp; gloed; halfdonker; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schijnsel; schittering; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lustre glans; luister; praal; pracht; pronk; schitteren glans; gloed; hanglamp; kroonjaar; lustrum; schijn; schijnsel; straling; vijfjaarlijks feest
magnificence glans; luister; praal; pracht; pronk gelukzaligheid; gezegende toestand; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; heil; indrukwekkendheid; luxe; overvloed; pracht; voorspoed; weelde; weelderigheid; weidsheid; zaligheid; zegen; zegenen; zegening
pompe glans; luister; praal; pracht; pronk bloedpomp; grandeur; grootsheid; hart; indrukwekkendheid; luxe; overvloed; pomp; pracht; weelde; weelderigheid
scintillement glans; luister; schitteren flakker; flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glinstering; glitter; schijn; schittering; sprankelen; vonk
splendeur glans; luister; praal; pracht; pronk fonkelen; fonkeling; gelukzaligheid; glitter; glorie; heerlijkheid; luxe; overvloed; pracht; schittering; sprankelen; weelde; weelderigheid
éclat glans; luister; schitteren blinken; deining; diggel; dreun; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glanzen; glimmen; glinstering; gloed; haarkrul; klap; knal; krul; kwak; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schittering; smak; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
étincellement glans; luister; schitteren flakker; flakkering; flikkeren; flikkering; flits; fonkelen; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; gesprankel; glinstering; glitter; schijn; schittering; snel beeld; sprankelen; vonk

Related Words for "luister":


Wiktionary Translations for luister:

luister
Cross Translation:
FromToVia
luister gloire glory — great beauty or splendour
luister éclat luster — brilliance, attractiveness or splendor

luisteren:

luisteren verb (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)

  1. luisteren (beluisteren)
    écouter; entendre; être à l'écoute
    • écouter verb (écoute, écoutes, écoutons, écoutez, )
    • entendre verb (entends, entend, entendons, entendez, )
  2. luisteren (aanhoren; toehoren)
    écouter; entendre; être à l'écoute; prêter l'oreille
    • écouter verb (écoute, écoutes, écoutons, écoutez, )
    • entendre verb (entends, entend, entendons, entendez, )
  3. luisteren (gehoorzamen)
    obéir; obéir à; suivre; se soumettre
    • obéir verb (obéis, obéit, obéissons, obéissez, )
    • obéir à verb
    • suivre verb (suis, suit, suivons, suivez, )

Conjugations for luisteren:

o.t.t.
  1. luister
  2. luistert
  3. luistert
  4. luisteren
  5. luisteren
  6. luisteren
o.v.t.
  1. luisterde
  2. luisterde
  3. luisterde
  4. luisterden
  5. luisterden
  6. luisterden
v.t.t.
  1. heb geluisterd
  2. hebt geluisterd
  3. heeft geluisterd
  4. hebben geluisterd
  5. hebben geluisterd
  6. hebben geluisterd
v.v.t.
  1. had geluisterd
  2. had geluisterd
  3. had geluisterd
  4. hadden geluisterd
  5. hadden geluisterd
  6. hadden geluisterd
o.t.t.t.
  1. zal luisteren
  2. zult luisteren
  3. zal luisteren
  4. zullen luisteren
  5. zullen luisteren
  6. zullen luisteren
o.v.t.t.
  1. zou luisteren
  2. zou luisteren
  3. zou luisteren
  4. zouden luisteren
  5. zouden luisteren
  6. zouden luisteren
diversen
  1. luister!
  2. luistert!
  3. geluisterd
  4. luisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luisteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
fait d'écouter luisteren
écoute luisteren horen
écouter aanhoren
VerbRelated TranslationsOther Translations
entendre aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren bedoelen; begrijpen; beseffen; doorzien; doorzien hebben; ergens iets mee willen zeggen; geluid waarnemen; grijpen; horen; inzien; klauwen; onderkennen; opvatten; pakken; realiseren; te horen krijgen; vangen; vatten; vernemen; verstrikken
obéir gehoorzamen; luisteren
obéir à gehoorzamen; luisteren gehoorzamen; gevolg geven aan
prêter l'oreille aanhoren; luisteren; toehoren horen; te horen krijgen; vernemen
se soumettre gehoorzamen; luisteren gehoorzamen; gevolg geven aan
suivre gehoorzamen; luisteren achternagaan; achternalopen; belopen; betreden; bewandelen; bijbenen; bijblijven; bijhouden; komen na; naleven; nalopen; navolgen; opvolgen; te voet afleggen; traceren; volgen
écouter aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren afluisteren; gehoor geven; horen; te horen krijgen; vernemen
être à l'écoute aanhoren; beluisteren; luisteren; toehoren horen; te horen krijgen; vernemen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
vitesse de déplacement des turbulences luisteren
OtherRelated TranslationsOther Translations
écoute hoor eens; luister eens

Related Words for "luisteren":


Related Definitions for "luisteren":

  1. hem gehoorzamen1
    • die kinderen willen niet luisteren1
  2. je aandacht erop richten om het te horen1
    • ik luister naar de radio1

Wiktionary Translations for luisteren:

luisteren
verb
  1. gericht waarnemen met het oor
  2. een bevel opvolgen
luisteren
Cross Translation:
FromToVia
luisteren écouter listen — to pay attention to a sound
luisteren guetter; tendre l'oreille listen — to expect or wait for a sound
luisteren écouter listen — to accept advice or obey instruction

Related Translations for luister